20% van de scholen uit een steekproef van 225 scholen krijgt een onvoldoende! Steeds meer leerlingen beheersen de basis van taal, rekenen en burgerschap onvoldoende om  zelfstandig in de maatschappij te kunnen functioneren. Bij rekenen haalt bijvoorbeeld de helft van de leerlingen het streefniveau niet en de leesvaardigheid van leerlingen is sterk gedaald. PISA, PIRLS en Peil-onderzoeken bevestigen elkaar in hun bevindingen. Het wordt alsmaar minder, minder, minder. Minder onderwijskwaliteit, minder leerrendement. En tot overmaat van ramp is er juist meer kansenongelijkheid. Enerzijds doordat de bijlesindustrie een vlucht heeft genomen en uitsluitend hoogopgeleide ouders dit kunnen betalen, anderzijds doordat scholen met een hoge schoolweging de meeste moeite hebben met het vinden en behouden van leraren. Gevolg hiervan is het zogeheten Mattheus-effect: de rijken worden rijker en de armen worden armer.

De staat van het onderwijs is zorgelijk. De kwaliteit van onderwijs staat ook onder druk en er is flink werk aan de winkel. Tegelijkertijd leidt de berichtgeving van de inspectie ook wel tot het nodige chagrijn. De onvoldoendes in het primair onderwijs hebben namelijk vooral te maken met het onderdeel ‘zicht op ontwikkeling en begeleiding’. Het ‘papierwerk’, zoals sommigen het noemen. 97 procent van de scholen scoort namelijk een voldoende op ‘resultaten’ en 94 procent scoort voldoende op ‘pedagogisch-didactisch handelen’. Als 97 procent van mijn studenten een voldoende scoort, ben ik best tevreden. En dat bij slechts 6 procent van de leerkrachten het pedagogisch-didactisch handelen niet voldoet, klinkt heel anders dan dat ’20 procent van de scholen onvoldoende scoort’. Waarom worden deze bevindingen niet door de inspectie naar voren gebracht? Bovendien voelt 98 procent van de leerlingen zich veilig op school. Hoe mooi is dat!

De eenzijdige negatieve insteek is echter niet de enige reden voor mijn chagrijn. Er wordt door de inspectie gedaan of het probleem bij scholen ligt en de dalende prestaties te wijten zijn aan de scholen. Er zijn echter ook aanwijzingen dat de kwaliteit van het thuiscurriculum ernstig aan het verzwakken is. Haidt (2024) laat bijvoorbeeld zien dat de schermtijd van kinderen exponentieel is toegenomen, terwijl spelen in de werkelijke wereld met vriendjes en vriendinnetjes afneemt. Er zijn sterke aanwijzingen dat een ‘phone-based childhood’ met overal en altijd toegang tot snel internet en social media sterk negatieve gevolgen heeft voor het welbevinden, de sociale ontwikkeling en ook de cognitieve ontwikkeling. En zo zijn er meer negatieve ontwikkelingen aan te wijzen, bijvoorbeeld de bezuinigingen op cultuur en bibliotheken, het feit dat inmiddels 1 op de 4 kinderen opgroeit met een ouder die psychische problemen en/of verslaving heeft, ouders die loeidruk zijn en zich als klant opstellen richting school, enzovoorts. Nu is het wellicht niet de taak van de inspectie om dit systematisch in beeld te brengen en erover te oordelen, maar wat meer oog voor wat er in de samenleving speelt en het effect hiervan op de school zou niet verkeerd zijn.

En wat toch ook wel erg stoort, is het stuk over burgerschap. Terwijl het onderwijs op de vingers wordt getikt omdat het in onvoldoende mate de burgerschapscompetenties zou bevorderen, doorstaat het gros van de partijprogramma’s de toets der rechtsstatelijkheid niet, is het serieus de vraag of de formerende partijen het eens kunnen worden over een gezamenlijke basislijn voor het waarborgen van de grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat, en stapelt de overheid al decennialang de ene crisis op de andere crisis. Onlangs kwam uit onderzoek naar voren dat kinderen in Groningen zelfs leraren niet meer vertrouwen, omdat ze representant zijn van de overheid. Zo erg is het. En dan zal je zien dat de scholen van deze kinderen straks ook nog een onvoldoende van de inspectie krijgen, omdat er te weinig resultaat is geboekt op de ontwikkeling van de burgerschapscompetenties. Als de overheid zelf zo functioneert, hoe durft het scholen dan via de inspectie de les te lezen over burgerschap!

En dan is er nog een reden om in alle staten te zijn. De onderwijsinspectie concludeert dat er grote verschillen tussen scholen zijn en dat het sommige scholen, ondanks alles, wel lukt om veel te bereiken. Met dat ondanks alles wordt gedoeld op het enorme en nog altijd oplopende lerarentekort en het evenzo zorgwekkend grote tekort aan schoolleiders. Met name scholen met een hoge schoolweging hebben hier last van. Een groeiende groep scholen staat constant in de improvisatiestand. Vrijwel iedere dag staat in het teken van het vinden van oplossingen om de boel draaiende te houden en ervoor zorgen dat ieder kind onderwijs krijgt. Moet je voorstellen dat je zo’n school bent, ieder dag alles geeft, en je dan op de kop krijgt van de inspectie en te horen krijgt: “Tuurlijk hebben jullie het lastig. Maar kijk, daar kunnen ze het wel.” In het vakblad Didactief wordt dan ook terecht gewezen op het paradoxale van de Staat van het Onderwijs: “Een sector die het water aan de lippen staat, krijgt huiswerk om de kwaliteit te verbeteren en alle leerlingen te geven waar ze recht op hebben: goed onderwijs.”

De Staat van het Onderwijs is zorgelijk, terwijl onderwijs tegelijkertijd zo mooi is en er in het vernieuwingsonderwijs met zoveel passie aan wordt gewerkt. Daarom gaan we vanaf volgend jaar vanuit het lectoraat Vernieuwend Onderwijs ‘De Staat van het Vernieuwingsonderwijs’ publiceren. Als positieve tegenhanger. Niet om zorgen te negeren of weg te moffelen, maar om te laten zien waar het vernieuwingsonderwijs voor staat en gaat. Om gezamenlijke ontwikkelingen binnen de verschillende vernieuwingsbewegingen te belichten en het met en van elkaar leren te stimuleren. Om te laten zien dat het vernieuwingsonderwijs stevig staat.

Symen van der Zee

Deel deze pagina

Uitgelicht