Patrick Sins, lector Vernieuwingsonderwijs Saxion en Thomas More hogeschool

Even een break. Mijn zoon Gijs en ik hebben net thuis hard gewerkt aan zijn schoolproject over piraten. We gaan buitenspelen op het grasveld voor ons huis. Een gastouder uit de buurt loopt met haar kinderen langs en roept me vriendelijk toe dat het “net zomervakantie is” nu. Daar moet ik even over nadenken. Eigenlijk is het juist geen zomervakantie. Kinderen worden geacht onderwijs te krijgen. Alleen gebeurt dat nu vanuit huis. Maar er is toch een relatie met de zomervakantie. En dat heeft te maken met prestatieverschillen tussen leerlingen uit verschillende inkomensgroepen. Deze verschillen worden namelijk verklaard door wat kinderen leren wanneer ze niet op school zijn. Tijdens de zomervakantie. Of nu. Tijdens de coronacrisis.

De invalleraar
Het onderwijs staat bol van de creativiteit. En dat is geweldig om te zien. Of het nu het lerarentekort is of een virus die leerlingen momenteel noopt tot thuisblijven. Leraren lijken wel nooit bij de pakken neer te zitten. Lespakketten worden voorbereid en meegegeven, onlineonderwijs wordt in no-time georganiseerd en inventieve lesmaterialen worden via social media met de wereld gedeeld. Hulde voor de leraar! Maar laten we vooral ook niet degenen vergeten die nu verantwoordelijk zijn voor het thuisonderwijs. De ouder die als ongeschoolde ‘invalleraar’ er een forse taak bij heeft gekregen. Zoals gezegd: het is geen zomervakantie. De invalleraar moet dus aan de bak. En bij de een lukt het beter dan bij de ander. Veel beter soms. Dat zie je ook heel duidelijk terug in onderzoek. Zoals in het onderzoek naar de invloed van de zomervakantie op de leerprestaties van leerlingen.

Leerlingen van invalleraren, die een hbo- of universitaire opleiding hebben afgerond en een hoger inkomen hebben, hebben een voorsprong op andere leerlingen. Zo scoren kinderen van welgestelde ouders veel hoger op taal en rekenen dan kinderen die minder bemiddeld zijn. Dit verschil wordt ook de prestatiekloof genoemd. Deze verschillen in leerprestatie zijn echter niet te herleiden naar het leren dat op school gebeurt. Onderzoek laat namelijk zien dat leraren tijdens het schooljaar erin slagen dat alle kinderen evenveel leerwinst maken. Waar komen die verschillen in leerprestaties dan vandaan? Wat veroorzaakt deze prestatiekloof? Het ligt niet aan het leren op school. De verklaring moet worden gezocht in het leren dat buiten de school plaatsvindt. Thuis dus.

De zomervakantie
De opzet is simpel. Je kiest een gestandaardiseerde toets voor begrijpend lezen en een toets voor rekenen. Je neemt deze toetsen vijf jaar lang bij dezelfde leerlingen af vanaf het moment dat ze in groep 3 zitten. Je doet dat telkens op twee momenten: aan het einde van ieder schooljaar en aan het begin van het nieuwe schooljaar, net na de zomervakantie. Om te weten wat een leerling tijdens het schooljaar leert, dan kijk je naar het verschil tussen de scores van die leerling binnen hetzelfde schooljaar. Stap twee is het onderzoeken wat de impact is van de zomervakantie op het schoolse leren. Wat je dan doet is de prestaties van de leerling aan het eind van het vorige schooljaar vergelijken met de scores voor taal en rekenen op de toetsen die je aan het begin van het nieuwe schooljaar hebt afgenomen.

In een notendop is dit het onderzoek dat de socioloog Karl Alexander en zijn collega’s aan de John Hopkins Universiteit in de jaren 2000 heeft uitgevoerd. Ze namen toetsen af bij 665 leerlingen op diverse scholen in Baltimore, Amerika. Wat bleek? Kinderen uit de lagere-inkomensgroepen scoren behoorlijk lager op taal en rekenen. En die verschillen tussen leerlingen worden in de loop der tijd alleen maar groter. Alexander en zijn collega’s vonden dat de prestatiekloof zelfs verdubbelde gedurende de vijf jaar dat ze de leerlingen hadden gevolgd.

Tijdens het schooljaar blijft de prestatiekloof nagenoeg hetzelfde. Volgens Alexander cum suis speelt de tijd dat kinderen op school zitten zelfs een belangrijke compenserende rol, zodat de prestatieverschillen niet verder oplopen. Zo laten de onderzoekers namelijk zien dat leerlingen uit laag, midden en hoog sociaaleconomische groepen tijdens het schooljaar evenveel vooruitgaan. De leerwinst van leerlingen tijdens het schooljaar is dus hetzelfde. Aan de tijd die leerlingen op school zitten ligt het dus niet. Als leerlingen terugkomen van de zomervakantie, dan pas worden de verschillen zichtbaar. Leerlingen uit de lagere-inkomensgroepen starten het nieuwe schooljaar met een gelijk of zelfs een lager niveau dan ze hadden aan het eind van het vorige schooljaar. Leerlingen uit de hogere-inkomensgroep beginnen juist met een voorsprong aan het schooljaar. Deze leerlingen scoren na de zomervakantie namelijk veel hoger op taal en rekenen. Als het gaat om begrijpend lezen lopen leerlingen uit de lagere-inkomensgroep na de zomervakantie zelfs een achterstand van drie maanden op. Er zit dus een behoorlijk verschil in de mate waarin leerlingen buitenschools leren. En de consequentie hiervan is dat de prestatiekloof tussen leerlingen groter wordt. Meer recent onderzoek van Alexander laat zien dat dit weer doorwerkt in het studiesucces van leerlingen op langere termijn. Het is me wat.

Thuisonderwijs en opvoedstijlen
Nu is de situatie op scholen in Amerika heel anders dan in Nederland. De zomervakantie duurt daar wel drie maanden. Ook zijn de verschillen tussen lagere- en hogere-inkomensgroepen daar groter. Arme kinderen in Baltimore zijn heel arm. In een Nederlandse studie uit 2009 naar de vorderingen van leerlingen in groep 4 en 5 op technisch lezen werd geen bewijs gevonden dat in de zomervakantie de verschillen tussen kinderen toenemen. Toch zijn er twee hoofdredenen waarom ik zou willen beargumenteren om als leraar in deze tijd toch vooral op de kleintjes te letten. Ten eerste zou het zomaar kunnen dat deze ‘zomervakantie’ drie maanden of zelfs langer kan gaan duren. En ten tweede wordt juist nu – in tegenstelling tot de echte zomervakantie – een groot beroep gedaan op de didactische skills van de ongeschoolde invalleraar. En de ongeschoolde invalleraar uit de hogere milieus hebben het voordeel. Dit voordeel is dat hun opvoedstijl meer aansluit bij een activerende en meer effectieve didactiek.

In de jaren negentig observeerde de antropoloog Annette Lareau verschillende gezinnen met diverse sociaaleconomische achtergronden. Ze deed dat erg grondig en voor een periode van drie weken lang. Ze vond ruwweg twee patronen in de opvoedstijl van ouders. Ik noem ze voor het gemak de ‘activerende didactiek’ en de ‘didactiek van de natuurlijke groei’. De activerende didactiek kenmerkt zich door het actief betrekken van kinderen in gesprekken en ze uit te nodigen vragen te stellen. Ouders zijn actief in het plannen en uitvoeren van activiteiten die de ontwikkeling en het leren van hun kinderen bevorderen. De didactiek van de natuurlijke groei komt tot uiting als kinderen van hun ouders de ruimte krijgen om vooral zelf hun vrije tijd in te vullen. De veronderstelling hier is dat de ontwikkeling van kinderen vanzelf gebeurt. Kinderen uit deze gezinnen krijgen echter minder vrijheid in interacties met volwassenen. Lareau vond dat de activerende didactiek voorkomt in de meer welgestelde gezinnen. De didactiek van de natuurlijke groei zag ze bij de minderbedeelde gezinnen. De activerende didactiek vindt buitenschools plaats maar verklaart voor een groot deel hoe kinderen op school presteren.

En toen zaten we met zijn allen thuis. Veel van de onderwijstaken komen nu op de schouders van de ongeschoolde invalleraar terecht. En dat is een behoorlijke kluif. Nog meer voor die invalleraren die een didactiek van de natuurlijke groei gewend zijn. En we hebben gezien dat dit nadelige gevolgen kan hebben voor het schools presteren van kinderen. Juist deze kinderen en hun ouders zijn gebaat bij extra ondersteuning door de leraar. Let in deze tijd van afstandsonderwijs dus vooral op de kleintjes.

Geraadpleegde literatuur
Alexander, K.L., Entwisle, D.R., and Olson, L.S. (2001). Schools, Achievement, and Inequality: A Seasonal Perspective. Educational Evaluation and Policy Analysis, 23(2), 171–191.

Alexander, K.L., Entwistle, D. R., & Olson, L. S. (2007). Lasting Consequences of the Summer Learning Gap. American Sociological Reviews, 72, 167-180.

Cooper, H., Nye, B., Charlton, K., Lindsay, J., & Greathouse, S. (1996). The effects of summer vacation on achievement test scores: A narrative and meta-analytic review. Review of Educational Research, 66, 227-268.

Driessen, G., Claassen, A., & Smit, F. (2010). Variatie in schooltijden. Een internationale literatuurstudie naar de effecten van verschillende invullingen van de schooldag, de schoolweek en het schooljaar. Nijmegen: ITS.

Gladwell, M. (2008). Outliers: The Story of Success. Little, Brown & Company.

Luyten, H., Schildkamp, K., & Verachtert, P. (2009). Vooruitgang in technisch lezen gedurende het schooljaar en de zomervakantie. Pedagogische Studiën, 86(3), 196-213.

Sins, P.H.M. (2012). It’s about time (lectorale rede). Deventer: Saxion Dalton University Press.

Deel deze pagina

Uitgelicht