Al decennia ligt ze op mijn nachtkastje, maar deze week pakte ik haar weer eens in mijn handen: Marjoleintje. Ik bekijk dit relikwie uit mijn jeugd met nieuwe ogen…

Ik kreeg Marjoleintje in 1960 als verjaardagcadeau. Mijn moeder had verschillende truitjes, kousen, zelfs een gebreid broekje uitgehaald en van de oude wol dit popje gebreid. De liefde waarmee het gemaakt is, spat eraf. En wat een kwaliteit! Wel even wat anders dan ‘een-recht-een-averechts’-breien, het resultaat van de degelijke opleiding die mijn moeder op de vrouwenarbeidsschool kreeg, al ver voor de Tweede Wereldoorlog.

Marjoleintje was op slag mijn lievelingsknuffel. Ze lag op tafel als ik mijn bordje havermout at, zat naast me als ik op de radio naar Paulus de Boskabouter luisterde en ze gaf troost als ik in bed niet meteen in slaap viel. En na al die jaren ligt ze dus nog steeds op mijn nachtkastje.

Afgelopen weken waren er over de hele wereld ‘black-lives-matters’-demonstraties. Ik sympathiseer met de achterliggende gedachten, al ben ik vanwege Corona niet zelf gaan demonstreren. Ik vind het een schande dat mensen ongelijk behandeld worden, dat kinderen ongelijke kansen hebben en dat het proces van veranderen zo langzaam verloopt.

Na de demonstratie in mijn woonplaats las ik dat een mee-demonstrerend plaatselijk raadslid opriep op zoek te gaan naar ‘de racist’ in jezelf. Hoezo, dacht ik. Ik vind me zelf geen racist. Alleen al de suggestie! Maar aan zijn oproep bleef ik denken, want ook al heb je niet de intentie racistisch te zijn, ik besef dat een ander jou wel zo kan ervaren. Je mag vervolgens van die ervaringen van anderen weer van alles vinden – je kunt bijvoorbeeld vinden dat mensen wel heel makkelijk ‘iets’ racistisch vinden en dat er wel heel snel op slakken zout gestrooid wordt – , maar iedereen heeft natuurlijk het volstrekte recht te ervaren wat ze ervaren.

En zo stond ik toch met Marjoleintje in mijn handen wat te mijmeren en dat leverde een aantal verrassende inzichten op.

We hadden vroeger thuis absoluut racistische kinderboeken. Iets anders kun je de stripboeken van Sjors en Sjimmie niet noemen. En wat te denken van mijn lievelingsschrijver J.B. Schuil en zijn boeken als De Artapappa’s en De Katjangs? Op straat speelde ik ‘indiaantje’ en bootste oehoe’end met mijn hand voor de mond ware indianen-oorlogskreten na, riep ‘uch’ en praatte in kromtaal zoals Kluk Kluk dat deed in de Pipo de Clown-serie op televisie. Ik leerde liedjes als ‘Moriaantje zo zwart als roet…’ en als ik met vriendjes in de jaren zestig een hele dag buiten in het park gespeeld had, moest ik in bad, omdat ik een ‘vieze Turk’ was. En uit mijn schooltijd herinner ik me toch vooral de verhalen over de ‘heldendaden’ van mannen als Michiel de Ruyter en Piet Hein uit onze ‘grootse’ geschiedenis.

Gelukkig veranderen de tijden en ook de inzichten, al gaat het me zeker niet snel genoeg. Voor politici is erkennen van ‘voortschrijdend inzicht’ en het veranderen van standpunten dodelijk – ik hoor Balkenende in 2006 Wouter Bos nog toebijten: “U draait en U bent niet eerlijk!” –, maar ik vind dat we als normale mensen vooral blij moeten zijn met voortschrijdend inzicht.

Ik kan me het moment herinneren dat bij mij dat inzicht ontstond, een lichtflits in een duisternis. Ik liep stage op de pedagogische academie in de eerste klas, zat achterin de klas naar een les van mijn stagedocent te kijken, die voorlas uit Oki en Doki bij de negertjes.

In gesprekken over onderwijs, vooral met medestudenten, ontdekte ik dat er voor het bestrijden van stereotyperingen, achterstanden en racisme eenzelfde soort emancipatiestrijd gestreden moest worden, als waar ik als arbeiderskind zelf mee te maken heb gehad.

Mijn moeder ging na haar lagereschooltijd naar de vrouwenarbeidsschool, al was het haar droom om juf te worden. Maar ‘ons-soort-mensen’ ging niet naar de kweekschool en meisjes al helemaal niet. Dochters van arbeiders gingen naar de vrouwenarbeidsschool in de hoop daarna ergens als dienstmeisje een baantje te kunnen vinden. Dat niet in vervulling gaan van die wens leidde tot een tot op het bot ervaren gevoel van een tweederangsburger te zijn.

Die frustratie leidde bij mijn moeder tot een vorm van strijdbaarheid. En die strijdbaarheid is er de reden van geweest, dat ik wel heb gestudeerd. Voor mijn moeder gold de regel: Ik mocht niet leren, mijn kinderen zullen leren!

Toen het hoofd van mijn lagere school zei dat ik misschien wel de capaciteiten had om naar de hbs te gaan, maar dat ik het eerst maar eens op de mulo moest proberen, had mijn moeder haar antwoord gelukkig klaar: “Als René naar de hbs kan, dan gaat hij naar de hbs!” Ze heeft me daarna altijd achter de broek aan gezeten en daar ben ik haar eeuwig dankbaar voor.

De tijden zijn veranderd, de inzichten ook, maar de strijdbaarheid van mijn moeder, heeft ze aan mij doorgegeven. Ze heeft me geleerd me te verzetten tegen mensen, die vanuit een superioriteitsgevoel en vanuit een vermeende maatschappelijke status zich het recht lijken aan te mogen meten om me in de rij drie plaatsen naar achteren te zetten.

Dat speelde al in de eerste van de hbs. Daar trof ik een leraar Nederlands voor wie ik ‘de personificatie van de 6-‘ was. Wat ik ook deed, meer dan een 6- zat er voor mij voor het vak Nederlands niet in. Ik heb me niet laten kennen. Hoe graag zou ik hem nu nog eens zijn ongelijk voor de voeten willen werpen en hem vertellen dat ik docent Nederlands ben geworden.

Marjoleintje heb ik weer op mijn nachtkastje gezet: een donker popje met rode lipjes, een glanzend kettinkje en met twee leuke oorbellen. Misschien een beetje stereotiep, maar ze blijft mijn lievelingsknuffel. Ze mij de ogen geopend, me nu aangezet tot reflectie, maar ook mijn leven lang al nieuwsgierig gemaakt naar het andere dan het gebruikelijke, het onbekende, het niet-vanzelfsprekende.

Het is goed om als mens te demonstreren tegen discriminatie, tegen het onrecht en het geweld dat daarmee gepaard gaat.

En het is als leraar goed een zoektocht aan te gaan naar stereotyperingen in je eigen denken en naar verwachtingen die je hebt over je kinderen, die misschien kinderen op voorhand op achterstand zetten. Zo’n zoektocht kan helpen om kinderen als personen te zien, als individuen en niet als vertegenwoordigers van een groep.

Zo’n soort reflectie biedt ook de legitimering om in verzet te komen en je eigen emancipatiestrijd te voeren. Niet omdat alle mensen gelijk moeten zijn. Ik denk juist dat diversiteit en pluriformiteit enorme kansen bieden en uitdagingen zijn om nieuwsgierig te worden en om van en met elkaar te leren. Maar wel om altijd uit te gaan van gelijkwaardigheid.

René Berends, daltonopleider en onderzoeker lectoraat Vernieuwingsonderwijs
2020

Verder lezen:

https://www.saxion.nl/nieuws/2017/11/column-verwacht-meer-van-culturele-diversiteit

Deel deze pagina

Uitgelicht