De daltonvereniging organiseert al sinds 2020-’21 periodiek een DaltonCafé. Ontstaan uit de Dalton Onderzoeks Groep (DOG) groeide het café in Coronatijd uit tot een zeer gewenst online platform waar daltonianen (PO en VO) elkaar rond interessante onderwerpen en ontwikkelingen ontmoeten, waarbij onderzoek en praktijkervaringen centraal staan. De organisatie ligt in handen van de bestuursleden Vera Otten-Binnerts en Marja Out en de lectoren Patrick Sins & Symen van der Zee van de lectoraten Vernieuwend Onderwijs (Saxion) en Vernieuwingsonderwijs (Thomas More).

Het DaltonCafé van 25 september 2023 over de ondernemende houding

Op 25 september jl. stond het DaltonCafé in het teken van een presentatie van Geert Bors (jenaplan-onderzoeker van het lectoraat Vernieuwend Onderwijs van Saxion hogeschool en hoofdredacteur van Mensenkinderen) over het onderzoek naar ondernemend leren. In een themanummer van het jenaplan-magazine Mensenkinderen is over dit onderzoek gepubliceerd.

Er namen zo’n 45 deelnemers online deel aan het café. In dit paper een kort verslag.

Een eerste brainstorm

Om in het begin de aandacht te focussen op het thema van het café, werden de deelnemers gevraagd in de chat te schrijven waaraan zij dachten bij het onderwerp ‘ondernemende houding’. Dat leverde een aantal mooie reacties op:

  • Nieuwsgierigheid.
  • Eigen initiatief.
  • Willen weten.
  • Intrinsieke motivatie.
  • Betekenisvolle situaties.
  • Leerlingen die geleerd hebben om zelf een plan van aanpak te maken.
  • Keuzevrijheid, verantwoordelijkheid leren nemen.
  • Eigen initiatief.
  • Kinderen en teamleden die nieuwsgierig zijn en initiatief nemen.
  • Een kritische houding aanleren en niet alles klakkeloos aannemen of geloven.
  • Betrokkenheid.
  • Kinderen die zelf initiatief nemen in hun leren.
  • Kinderen zijn zelf nieuwsgierig en gaan op zoek naar antwoorden.
  • Mogen onderzoeken.
  • Initiatief nemen.
  • Zelf uitvogelen, uitproberen.
  • Burgerschap.
  • Niet afwachten.
  • Out of the box.
  • Onderzoeken.
  • Eigen doelen stellen.
  • Op onderzoek uitgaan.
  • Motivatie.
  • Mensen durven te bevragen op hun beweegredenen of het waarom van dingen.
  • Leren voor het ‘echie’.
  • Eigenaarschap
  • Zelf dingen uitzoeken die je wilt weten.
  • Vragen van leerlingen niet gelijk door de leraar laten beantwoorden, maar samen op zoek gaan naar antwoorden.
  • De leraar daagt leerlingen uit om dingen te onderzoeken met intrigerende vragen of problemen.
  • Doelgericht werken, in plaats van taakgericht.
  • Lef hebben om iets te ondernemen.
  • Uitproberen.

Onderzoeksopzet

De Nederlandse Jenaplan Vereniging (NJPV) is een aantal jaren geleden deel gaan nemen aan het lectoraat Vernieuwingsonderwijs. Het eerste ‘eigen’ onderzoeksonderwerp was ‘de ondernemende houding’. Er is door de Jenaplan Onderzoeks Groep (JOG) een aantal jaren aan gewerkt.

In de onderzoeksgroep zijn narratieven verzameld, verhalen die concreet maken wat er met ‘ondernemerschap’ in het onderwijs bedoeld wordt. Door verhalen te verzamelen wilde men de praktijk laten spreken, vanuit het idee dat door zulk onderzoek ook teamleren mogelijk zou worden via een geleefde praktijk. Er werden gesprekken gevoerd, waarbij anekdotes en voorvallen geïnventariseerd zijn om zo richting, gevoeligheid en aandachtigheid te realiseren. Men had het idee zo ook werkzame aspecten en werkvormen te inventariseren voor zowel leraren als kinderen.

Eva’s verhaal over Tim de Ondernemer

Eén bijzonder verhaal werd ingebracht door Eva. Zij had een leerling in haar groep die ‘ondernemer’ wilde worden. Hij stelde letterlijk de vraag wat hij moest leren om een ‘ondernemer’ te worden. En hij wilde ook steeds weten waarom het voor hem relevant was te leren wat op school aangeboden werd, als hij ondernemer zou worden. Eva wilde vervolgens weten hoe zij voor dit kind ruimte kon maken. Ze vroeg zich af wat Tims vragen over haar onderwijs zeiden. En eigenlijk vond ze dat ze op Tims vragen een goed antwoord moest hebben. Daar had hij recht op en daar heeft elk kind recht op.

Kinderen als Tim worden vaak als ‘lastig’ of ‘druk’ weggezet, maar in plaats van ze in een mal te drukken, zouden we meer oog moeten hebben voor hun kwaliteiten en hun manier van ‘zijn’ en ‘handelen’ gaan gebruiken. Dat betekent wel dat de leraar/stamgroepleider het meer zou ‘moeten laten gebeuren’ om mee te bewegen op verwondering en wilskracht van kinderen.

Mannen en vrouwen met initiatief

Er is een opmerkelijke parallel tussen Helen Parkhurst en Peter Petersen te trekken. Waar Parkhurst spreekt over ‘fearless human beings’ spreekt Petersen over ‘mannen en vrouwen met initiatief’. Petersen zegt letterlijk: “Hoe de toekomst er politiek en economisch uit zal zien, weten we niet (…). Maar één ding weten we allemaal zeker: al deze noden kunnen slechts bestreden worden als die tijden beschikken over mannen en vrouwen met initiatief, bekwaam en bereid de last op zich te nemen en deze te dragen, vriendelijk, beminnelijk, scrupuleus, hulpvaardig en bereid zich geheel en al voor hun taak in te zetten, offers te brengen, waarachtig te zijn, trouw, eenvoudig van hart, eerlijk en onbaatzuchtig, en als er daaronder enkelen zijn, die bereid zijn meer te doen dan de anderen voor deze anderen, zonder daar ophef van te maken” (Het Kleine Jenaplan, p. 15).

Het is mooi om ons deze parallel bewust te worden. Het gaat bij beide vernieuwers om een vorm van ondernemerschap, maar niet het ondernemerschap van egoïstische entrepreneurs, maar om ondernemerschap als een zijnskenmerk, een karaktertrek, waarbij het wel individualiserend is, maar niet individualistisch.

Ondernemende houding als jenaplanessentie

Het onderzoek is door het JOG aangekaart en opgezet, omdat de ondernemende houding zo’n vijftien jaar geleden als een nieuwe jenaplanessentie geformuleerd is, zonder dat er heel precies een idee bestond wat we daaronder zouden moeten verstaan.

De ondernemende houding werd gedefinieerd als het vermogen om ideeën in daden om te zetten.

In de literatuurinventarisatie werd al snel ontdekt dat ‘ondernemen’ een ‘buzzwoord’ is. Zelfs de Europese Unie heeft zich er uitgebreid mee bezig gehouden. Vanuit een neoliberaal wereldbeeld wordt ondernemerschap als een sleutelcompetentie gezien voor een leven lang leren in een globaliserende wereld, nodig voor een concurrerende, dynamische, op kennis gebaseerde economie (de informatiemaatschappij voor iedereen). De nadruk ligt daarbij op innovatie- en concurrentiekracht.

Maar ook zelfontplooiing, sociale cohesie en democratisch burgerschap zijn zaken die met ondernemerschap te maken hebben.

Het is wel zo dat in de samenleving de burger steeds meer beschouwd wordt als een particuliere burger, wat maakt dat kinderen zich vooral als ondernemende kinderen moeten ontwikkelen. Dan tellen ze mee.

We zagen dat Ferry Laevers in zijn ervaringsgerichte onderwijs omvangrijk onderzoek gedaan heeft naar ‘ondernemerszin’, waarbij zelfsturing en creativiteit als hoge(re) competenties gezien werden.

Tussen tijdgeest en traditie

In het jenaplanonderwijs wordt het gedachtegoed gezien als een ontvankelijk grondmodel en als een interpreteerbaar streefmodel. Daarmee staan we tussen traditie en de vernieuwing die de tijdgeest van ons vraagt. De discussie over ondernemerschap is hieraan te relateren. Het heeft enerzijds de kleur van individualisme, zelfredzaamheid, economisme en neoliberalisme. Daarop moeten we een antwoord kunnen geven, ons toe moeten verhouden. Anderzijds spreekt Petersen van ‘mannen en vrouwen met initiatief’. Dat betekent dat voor het jenaplanonderwijs geldt dat individuele ontplooiing nooit een plaatsvervanger kan zijn voor een gezond samenleven, waarbij je naar elkaar omkijkt. Het gaat daarom om bewegingsvrijheid, zelfregulering, zelfvorming, zelfwerkzaamheid, zelfverantwoordelijkheid maar wel in een pedagogische situatie. Het gaat om de opvoeding van weerbare mensen met initiatief.

Werkzame aspecten voor leraren

Uit het verhaal van ‘Tim de ondernemer’ werd duidelijk dat Tim dat ondernemerschap al van zichzelf had. De onderzoekers van het JOG hebben met elkaar ook de vraag proberen te beantwoorden hoe een ondernemende houding ook bij andere kinderen ontwikkeld kan worden.

Het vraagt allereerst om een bijzondere rol van de stamgroepleider.

Onderwijs moet zich richten naar de vraag van de kinderen en daarvoor is moed, vertrouwen in het verloop van het leerproces, als kennis van leerdoelen nodig. Hier spreekt een vorm van optimisme, een pedagogie van de hoop.

Het vraag ook om voortdurende rolwisseling van de stamgroepleider. Hij treedt op de voorgrond als dat nodig is, blijft op de achtergrond als kinderen het zelf kunnen. Hij kan dan als het ware ‘janligtharten’: met de handen in de zak observeren wat er in gesprekken tussen kinderen gebeurt. Het is gewenst dat hij ‘groeitaal’ hanteert, prikkelen tot diepere vragen en tot het stellen van wedervragen. Hij houdt de kwaliteit in het oog en spreekt kinderen aan op hun verantwoordelijkheid.

Het onderzoek maakte ook duidelijk wat hierbij als moeilijk ervaren werd. Stamgroepleiders ervaren tijdsdruk, angst omdat niet alles ‘af’ komt, resultaten lang niet altijd zichtbaar zijn en dat er fouten gemaakt moeten worden. Er moet exploratieruimte geschapen worden maar die ruimte moet ook ingekaderd worden. Het wordt zo met recht een leeravontuur, een soort ‘Expeditie Robinson’.

Werkzame aspecten voor kinderen

Bij het inventariseren van werkzame aspecten is ook naar de rol van de groep en van de kinderen gekeken. We hebben dat wel ‘het Pippigehalte’ genoemd.

Duidelijk werd dat kinderen niet de gewenste rol nemen als de stamgroepleider te veel op de voorgrond treedt of teveel werkt met een opgelegd programma.

Ook is duidelijk geworden dat het kind nooit los te zien is van de situatie. Sommige kinderen zijn ondernemend in de gymles, bij het spel op het plein of in de kring. Maar dat kan verschillen.

Het is ook belangrijk om met rollen te spelen, bijvoorbeeld in klassenvergaderingen en kringen, met inzet van freinettechnieken. Zo kunnen goede gewoontes ontwikkeld worden en geoefend worden in het dragen van verantwoordelijkheid.

Essentieel is om de nieuwsgierigheid van het kind als krachtbron voor het leren te erkennen, maar ook oog te houden voor karaktervorming: het oefenen met je houding ten opzichte van jezelf, de ander en de wereld. We hanteren daarbij de gulden regel van Peter Petersen dat je vrij bent totdat je in de ruimte en de vrijheid van de ander treedt.

De rol van de werkvormen

De vier kenmerken van het jenaplanonderwijs (gesprek, werk, spel en viering) spelen ook bij het ontwikkelen van een ondernemende houding een belangrijke rol. In het gesprek (start- en evaluatiegesprek) staat centraal wat je gaat doen? Hoe het ging?. Bij het werk en het spel zien we verregaand vormen van zelfwerkzaamheid, maar helpen we ook eigen keuzes te maken, elkaars talenten te gebruiken en het weekplan of de weektaak als hulp te hanteren. Bij de viering wordt duidelijk dat we kinderen niet voor de prullenbak laten werken. We vieren de resultaten in het portfolio, tijdens het tonen van de resultaten op tentoonstellingen of op het podium.

Waar is het themanummer te vinden?

Het themanummer van Mensenkinderen over de ‘ondernemende houding’ is gratis te downloaden op: https://www.jenaplan.nl/userfile/files/mensenkinderen/mk_178_lowres.pdf

De volgende DaltonCafé’s

Het volgende DaltonCafé is gepland op 20 november 2023 (16.00-17.00 uur). Het thema van dit café is samenwerkend leren. Er zullen inspirerende voorbeelden besproken worden voor het primair en voortgezet onderwijs. Mocht je willen vertellen over samenwerkend leren op je eigen school, neem dan contact op met Vera Otten-Binnerts (v.m.otten@saxion.nl) of met Marja Out (m.out@spinozalyceum.nl).

Schrijf ook de andere data voor dit schooljaar alvast in je agenda: 22 januari 2024; 11 maart 2024; 6 mei 2024. Tijdstip is steeds: 16.00-17.00 uur.

Houd de Nieuwsbrief in de gaten voor het aanmelden voor deelname aan het DaltonCafé.

René Berends, Marja Out & Vera Otten-Binnerts (2023)

Deel deze pagina

Uitgelicht