René Berends, Marja Out & Vera Otten-Binnerts (2024)

Het DaltonCafé

De Nederlandse Dalton Vereniging organiseert al sinds 2020-’21 periodiek een DaltonCafé. Ontstaan uit de Dalton Onderzoeks Groep (DOG) groeide het café in Coronatijd uit tot een populair online platform waar daltonianen (PO en VO) elkaar rond interessante onderwerpen en ontwikkelingen ontmoeten en waarbij onderzoek en praktijkervaringen centraal staan. De organisatie ligt in handen van de bestuursleden Vera Otten-Binnerts en Marja Out.

Op 22 januari jl. stond het DaltonCafé in het teken van ‘burgerschapsonderwijs’. Vera Otten-Binnerts en René Berends, onderzoekers van het lectoraat Vernieuwend Onderwijs van Saxion hogeschool, gaven een inkijkje in het lopende onderzoek naar ‘burgerschapsonderwijs op daltonscholen’ dat in het lectoraat wordt uitgevoerd. Er namen weer veel mensen deel aan het café, maar liefst 92 in totaal! In dit paper een verslag.

Dalton is (toch) burgerschap?

Vanaf 1 augustus 2021 gelden nieuwe wettelijke eisen voor burgerschapsonderwijs in het (speciaal) basis- en voortgezet onderwijs. Deze wettelijke opdracht om ‘actief burgerschap en sociale cohesie’ te bevorderen, verduidelijkt de burgerschapsopdracht die de overheid in 2006 al had gesteld en scherpt deze aan.

De wettelijke eisen gelden uiteraard ook voor daltonscholen. Ook zij moeten hun praktijk verantwoorden. Dat heeft onder daltonleraren en docenten wel tot verbaasde reacties geleid: “Daltononderwijs is toch burgerschap?” Dat mag dan wel waar zijn – het motto van Parkhursts eigen daltonschool mag dan wel zijn ‘Go forth Unafraid’ en het daltononderwijs mag vanuit haar wezen wel burgerschapsvormend zijn –, de daltonscholen in Nederland komen er bij de inspectie niet mee weg om de wettelijke verplichting om hun burgerschapsonderwijs te verantwoorden met dit statement af te doen.

Daarom is in het lectoraat Vernieuwingsonderwijs het plan ontstaan om onderzoek te doen naar de vraag hoe burgerschapsvormend het daltononderwijs is. Het doel daarvan is om scholen te helpen bij het ‘bewust bekwaam’ realiseren van burgerschapsonderwijs in hun daltonpraktijk èn om ze te helpen bij het verantwoorden van die praktijk.

Onderzoeksopzet

Allereerst zijn de onderzoekers de begrippen ‘burgerschap’, ‘burgerschapsvorming’ en ‘burgerschapsonderwijs’ gaan verkennen en is men de literatuur ingedoken.

Burgerschap moet gezien worden als de manier waarop inwoners deel hebben en deelnemen aan de maatschappij en die zo helpen vormgeven. Burgerschapsvorming is het vormen van leerlingen die actief meedoen aan de samenleving en een positieve bijdrage leveren aan de samenleving. Het is geen vak, maar een taak van de school. Scholen zijn wettelijk verplicht om deze taak uit te voeren, de inspectie ziet hierop toe. Tot slot, gaat burgerschapsonderwijs over de basisnormen en -waarden van onze samenleving. De school is de uitgelezen plek om hiermee te oefenen.

Daarnaast heeft iedere school ook eigen normen en waarden. Het is daarom aan de school om burgerschapsonderwijs vorm te geven vanuit de eigen visie en context. Burgerschapsvorming is een proces dat plaatsvindt in de interactie tussen personen en in verhouding tot de maatschappij (Van Riet, 2021). Wanneer de school burgerschapsvorming doelbewust ontwerpt, zodat het een onderdeel wordt van het curriculum, dan spreken we van burgerschapsonderwijs

In het literatuuronderzoek is duidelijk geworden dat er verschillende opvattingen over deze begrippen bestaan. Die zijn door het lectoraat (Lida Klaver) in een ‘opvattingenschema’ samengevat. Zie bijlage 1.

Vervolgens is afgesproken om in een literatuuronderzoek de ‘roots’ van het daltononderwijs in kaart te brengen ten aanzien van burgerschap, burgerschapsvorming en burgerschapsonderwijs, want wat zei en schreef Parkhurst eigenlijk en hoe zag haar praktijk er op dit terrein uit? Als we vinden dat dalton burgerschap is, dan moeten we dat vanuit zulk onderzoek kunnen verantwoorden.

Moeilijk was daarbij dat de onderzoekers voor de vraag stonden: Over welke Parkhurst hebben we het eigenlijk? Die uit 1904 toen ze haar carrière als jonge leraar begon? De Parkhurst uit 1922 toen ze haar boek Education on the Dalton Plan schreef? Parkhurst in 1942, toen ze na bijna 25 jaar experimenteren afscheid nam van haar school? Of hebben we het  (ook) over de Parkhurst daarna, toen ze – tot aan haar dood in 1973 – kinderen interviewde over tal van belanghebbende thema’s, waaronder ook onderwerpen die nauw gelieerd zijn aan burgerschap. Tot slot, hebben de onderzoekers besloten ook de vroege adaptoren van het Dalton Plan mee te nemen in het literatuuronderzoek. Parkhursts Dalton Plan was immers geen ‘methode’ of ‘methodiek’ die gevolgd moest worden. Zij wilde dat anderen bij zouden dragen aan de verdere ontwikkeling van het gedachtegoed. De onderzoekers hebben daarom besloten ook de vroege adaptoren (wereldwijd en van vóór de Tweede Wereldoorlog) mee te nemen in het onderzoek.

Naast het onderzoek naar de ‘roots’ is ook besloten om het burgerschapsonderwijs uit de huidige daltonpraktijk in kaart te gaan brengen en dat wordt zowel in het binnen- als in het buitenland geïnventariseerd.

In het DaltonCafé van 22 januari ‘24 is verslag gedaan van het eerste deel van het drieledige onderzoek: het lopende onderzoek naar de roots van het daltononderwijs. De inventarisatie hoe burgerschapsonderwijs in de daltonpraktijk vormgegeven wordt, zal vanaf de zomer van 2024 opgestart worden.

Het opvattingenschema burgerschapsonderwijs

Burgerschap kent geen eigen kerndoelen. Richtinggevend voor de onderwijspraktijk zijn daarom de huidige kerndoelen po en onderbouw vo van 2006, die wel een verwantschap vertonen met burgerschapsaspecten.

De SLO heeft daarvoor een nadere concretisering van onderwijsdoelen uitgewerkt, die veel gebruikt wordt door scholen (https://www.slo.nl/sectoren/po/burgerschap-po/onderwijsdoelen).

Onderzoeker Lida Klaver van het lectoraat heeft het literatuuronderzoek naar burgerschap, burgerschapsvorming en burgerschapsonderwijs uitgevoerd en daarover gepubliceerd. Zij laat zien dat er verschillende vragen, maar ook verschillende opvattingen over deze begrippen de ronde doen. Die heeft Lida in een tabel samengevat en gepresenteerd.

De tabel is opgezet rond de volgende vragen:

  1. Waarom burgerschapsonderwijs?
  2. Wie is verantwoordelijk voor burgerschapsonderwijs?
  3. Doelen burgerschapsonderwijs:
    Wat is de ideale burger? Aangepast of kritisch?
  4. Doelen van burgerschapsonderwijs:
    Hoe benaderen we burgerschapsonderwijs? Indoctrinatie of neutraal?
  5. Doelen van burgerschapsonderwijs:
    Waar ligt de nadruk op? Attitudes of kennis? Rechten of verantwoordelijkheden en plichten?
  6. Doelen van burgerschapsonderwijs:
    Wat is de context? De eigen gemeenschap of de samenleving als geheel? Lokaal of globaal?

Uit het literatuuronderzoek blijkt dat er rond deze vragen verschillende opvattingen in te nemen zijn. Steeds zijn deze in het opvattingenschema verwoord in de vorm van stellingen. Leraren en docenten kunnen deze stellingen gebruiken bij hun reflectie op de eigen opvattingen over burgerschapsonderwijs. De tabel kan ook dienen als gespreksstarter om de eigen visie op en de praktijk van burgerschapsonderwijs in het daltononderwijs te expliciteren. Zie bijlage 1.

Burgerschapsonderwijs, waar denk jij aan?

Vervolgens werden de deelnemers aan het DaltonCafé gevraagd zelf actief te worden. Ze werden gevraagd aan te geven waaraan zij denken bij het woord ‘burgerschapsonderwijs’. Een korte samenvatting van waar de deelnemers in de chat mee kwamen.

  • Actief deel uitmaken van een (mini)samenleving.
  • Alle kernwaarden dragen mijns inziens bij aan goed functionerende burgers in een snel veranderende maatschappij.
  • Biesta.
  • Burgerschapsonderwijs in het kader van Daltononderwijs richt zich dus op het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties van leerlingen. Door vrijheid in gebondenheid, zelfstandigheid, samenwerking, effectiviteit en reflectie te bevorderen, worden leerlingen voorbereid op actieve betrokkenheid bij de maatschappij, het begrijpen van maatschappelijke vraagstukken en het nemen van verantwoordelijkheid als burgers.
  • Culturele diversiteit.
  • Dalton is deel van burgerschap.
  • Daltononderwijs is een onderwijsbenadering die zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van leerlingen bevordert. Burgerschapsonderwijs richt zich op het aanleren van sociale vaardigheden en betrokkenheid bij de maatschappij. Beide dragen bij aan de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen.
  • De vorming tot burgers zonder vrees.
  • Debatteren.
  • Delen jullie deze PP ook met ons?
  • Dialoog.
  • Eigenaar zijn.
  • Eigenaarschap.
  • Filosoferen.
  • Gemeenschap / Samenleving.
  • Goede wereldburger zijn voor anderen.
  • Het gaat om kansrijk leren!
  • Identiteit.
  • In PO niet de wereld op hun schouders leggen, maar veerkracht geven om zich staande te houden en je aandeel die je naar vermogen kunt geven, je verplaatsen in het standpunt van de ander.
  • Jezelf kunnen plaatsen in de maatschappij en daarbij rekening houden met andere personen.
  • Komt bij ons terug in sociaal emotioneel lessen, in WO lessen en de start van de dag.
  • Kunnen reflecteren, waardoor intermenselijke relaties wederkerigheid krijgen.
  • Kunnen samenwerken met iedereen.
  • Leerlingen laten meebeslissen, meedenken en meepraten.
  • Leerlingenraad.
  • Leren je in een ander te kunnen verplaatsen / als voorwaarde om te kunnen samenleven.
  • Mini maatschappij.
  • Normen en waarden, meedenken, debatteren.
  • Overlap met andere vakgebieden.
  • Participatie.
  • Samen en open houding naar anderen.
  • Samen in de samenleving.
  • Samen verantwoordelijk.
  • Samenleven.
  • Samenwerken, gedeelde verantwoordelijkheid.
  • School is mini samenleving.
  • Sociale cohesie.
  • Stellingen en mening geven.
  • Verantwoordelijkheid dragen en geven.
  • Verantwoordelijkheid voor jezelf en elkaar.
  • Verbinding met de omgeving.
  • Vrijheid.
  • Vrijheid en verantwoordelijkheid.
  • Wereldburgers.
  • Weten wat je zelf kunt kiezen, eigenaar kunnen zijn over je eigen keuzes en hierbij verantwoordelijk zijn voor en met elkaar.
  • Wij passen deze toe in wereldoriëntatie, sociaal emotionele lessen, als ook tijdens dinsdag dilemma dag.
  • Wij werken met een projectweek waarbij we verschillende vakgebieden integreren en de kinderen mee laten denken in de vorm van o.a. een podcast en een ontwerpwedstrijd.
  • Zelfstandig, verantwoordelijkheid nemen en dragen, samenwerken, reflectie, effectiviteit … op school vormen we de samenleving in het klein en zet de burgerschapsvorming voort.
  • Zorgdragen voor jezelf en de omgeving.

Burgerschapsonderwijs in de roots van het daltononderwijs

René Berends vertelde vervolgens over wat het literatuuronderzoek naar de roots van het daltononderwijs ten aanzien van burgerschapsonderwijs inmiddels opgeleverd heeft. Dat onderzoek is nog gaande. Er is veel (nieuw) materiaal boven tafel gekomen, dat nog gelezen en geanalyseerd moet worden. Probleem daarbij is dat we binnen de NDV slecht ‘ingelezen’ zijn voor wat betreft dat bronmateriaal. De meeste mensen weten dat Parkhurst ‘ooit’ het boek Education on the Dalton Plan geschreven heeft, maar daar houdt het wel mee op.

Er is veel bronmateriaal boven tafel gekomen, dat Parkhurst zelf schreef, dat over haar en haar gedachtegoed geschreven is en dat vroege adaptoren (van voor de Tweede Wereldoorlog) over het daltononderwijs schreven.

De relevante literatuur is (deels) onder leden van een focusgroep verdeeld. Er wordt getracht om iedere bron die we in het onderzoek zullen gebruiken minstens door twee leden van de groep te laten lezen, zodat we de juiste citaten uit de literatuur destilleren om op basis daarvan uitspraken te kunnen doen over een drietal vragen:

  1. Wat voor burger was Parkhurst zelf?
  2. Hoe krijgen burgerschap en burgerschapsonderwijs in Parkhurst gedachtegoed vorm?
  3. Hoe krijgen burgerschap en burgerschapsonderwijs vorm bij de vroege adaptoren van haar Dalton Plan?

In het volgende kader zijn de eerste resultaten daarvan samengevat. In het onderzoeksverslag zullen deze elementen met bronvermelding (letterlijke citaten uit ‘de’ bronnen) uitgewerkt worden. Het is een overzicht dat scholen kunnen gebruiken bij hun eigen verantwoording en visieontwikkeling.

De voorlopige conclusies uit het literatuuronderzoek naar de ‘roots’ van het daltononderwijs?

De voorlopige conclusies uit het onderzoek zijn samengevat in het onderstaande model. Uiteraard zijn de auteurs zich ervan bewust dat dit model (maar in wezen elk model!) een vereenvoudiging van de werkelijkheid is. Hieronder worden de elementen van het model nader uitgewerkt.

Fearless human being

Het uiteindelijke doel van daltononderwijs (het antwoord op de ‘waartoe’-vraag) is het onderwijzen en opvoeden van kinderen tot fearless human beings. Voor wat betreft het aspect ‘burgerschap’ gaat het volgens Parkhurst en de eerste adaptoren van het Dalton Plan om de volgende twee elementen:

  1. Probleemoplossend, onderzoekend, ondernemend, initiatief nemend, toekomstgericht

Het gaat om breed ontwikkelde en gevormde democratische burgers:

  • Met een nieuwsgierige, onderzoekende, probleemoplossende en ondernemende houding.
  • Onderzoekende, ondernemende probleemoplossers.
  • Die zich kenmerken door: werklust, degelijkheid, succesvol willen zijn, oprechtheid, ruimdenkendheid en onafhankelijkheid.
  • Die initiatief tonen, organiseren, overzien, proactief zijn, hun verantwoordelijkheid nemen en die vriendelijk en loyaal zijn.
  • Die cultuurdeelnemers worden, maar ook als cultuurvernieuwers in het leven leren staan.

  1. Zelfstandig, zelfbewust, verantwoordelijk, dienstbaar en samenwerkend

De fearless human beings zijn:

  • mensen die zelfstandig, zelfbewust en met zelfvertrouwen in het leven staan, die kunnen plannen en vooruitkijken, maar daarbij ook gericht zijn op samenwerking en op het dragen van (maatschappelijke, sociale) verantwoordelijkheid.
  • mensen die verantwoordelijkheid dragen en zich verantwoordelijk gedragen in hun werk en tot de medemensen en de wereld.
  • moreel gevormde personen, die hun verantwoordelijkheid pakken. Het zijn mensen waarover gezegd wordt: “He knows how (…)” en die zijn kwaliteiten in dienst stelt van de ander en de wereld.
  • Op te leiden door kinderen op te voeden tot dienstbaarheid en samenwerking.

Onderwijs als gezamenlijke verantwoordelijkheid

Het opleiden en opvoeden van kinderen tot fearless human beings maakt dat de volgende kenmerken in het onderwijs centraal staan:

  • Stem van de leerling over zijn eigen leren (vrijheid: free choice, freedom).
  • Leraar en kind werken samen.
  • ‘Democratic consultation structure’ (ouders).
  • Kennis en vaardigheden ontwikkelen om in te zetten in de samenleving.
  • Centraal in het kindbeeld staan: 1. Het kind wil leren, wil ervaren; 2. Het kind weet wat hij wilt leren.

Ontwikkelen van curriculum / doelen

Qua doelen en onderwijsinhouden vraagt dit om focus op de volgende kwaliteiten:

  • Wat is nodig in de samenleving/in het eigen leven?
  • Orientation towards large problems of the present world.
  • ‘baby care’ en ‘developmental psychology’, preparation for motherhood .
  • Prepare to govern.
  • Kennis, vaardigheden, attitudes ontwikkelen om zich in te kunnen zetten voor de samenleving
    • Social science.
    • Comprehend their environment.
    • The development of the self-discipline in the pupil that makes it possible for him to use freedom.
  • Diversiteit/uniciteit
    • To bring the various groups into such constant interaction.
    • Groepsbewustzijn
    • The growth of an active appreciation of, and concern for, the needs and achievements of other individuals and people”.
    • Provision for individual differences;
  • Spiritualiteit
    • Serve the real needs of children and to help foster the ‘spiritual brotherhood of man’.
    • Soul growth.
    • The development of many sides of the child’s nature – intellectual, emotional, aesthetic, and spiritual.

Onderwijsaanpak

Parkhurst ontwikkelt hiervoor in haar Dalton Plan een onderwijsaanpak met de volgende kenmerken:

  • De ‘house’, de ‘assignment’ en de ‘laboratory’
    • Interaction of grouplife, samenwerken.
    • Sociale omgeving.
    • Community.
    • Real social living, co-operation and interaction.
    • Heterogene groepen.
  • Class meetings/class conferences
  • Realistisch; real life experiences
    • In the form of a job.
    • Mogelijkheid tot echte ervaringen kunnen opdoen.
    • Synthetic education, geïntegreerd werken, dwarsverbanden tonen.
    • Social science.

De eerste conclusies

Om de eerste conclusies uit het onderzoek te trekken, gaan de inleiders terug naar de vragen die gebruikt zijn in de tabel van Lida Klaver:

Waarom burgerschapsonderwijs?

  • Kinderen moeten kennismaken met hoe onze maatschappij werkt en kinderen moeten de mogelijkheid krijgen de maatschappij te vormen zoals zij zelf willen.
  • De school moet een oefenplaats voor burgerschap zijn.
  • De school moet kinderen in contact brengen met de complexe realiteit.

Doelen burgerschapsonderwijs: de ideale burger?

  • Kinderen moeten zelf kunnen bepalen wat voor burger zij willen zijn.
  • Kinderen moeten betrokken worden bij de politiek en over politieke vraagstukken leren meedenken.
  • Kinderen moeten zelf kritisch leren nadenken wat goede emoties, houdingen, waarden en gedragingen zijn.
  • Op school moeten bepaalde emoties, houdingen, waarden en gedragingen (bijv. empathie en solidariteit) worden gestimuleerd bij kinderen.
  • De focus moet o.a. liggen op, saamhorigheid, gemeenschapszin, attituden en gedragingen.
  • Kinderen mogen gestimuleerd worden op onafhankelijk en kritisch oordelen.

Nadruk

  • Kinderen moeten leren dat boosheid, conflict, verzet en strijd waardevol zijn als vorm van activisme, betrokkenheid en solidariteit.
  • Er moet op school aandacht zijn voor individuele en collectieve rechten (rechten van het kind, mensenrechten, grondrechten).
  • Kinderen moeten vooral leren hoe zij actie kunnen ondernemen om maatschappelijke problemen aan te pakken.

Benaderingswijze

  • Kinderen moeten leren dat een goede burger sociaal en politiek participeert. De school moet bijvoorbeeld actief lidmaatschap van verenigingen en organisaties, stemmen en maatschappelijke betrokkenheid stimuleren.
  • Kinderen moeten leren zelf de samenleving te vormen.
  • Een kind mag een mening hebben die indruist tegen de heersende normen, waarden en opvattingen.

De context

  • Het onderwijs moet gericht zijn op cohesie binnen de samenleving als geheel.
  • Het is belangrijk dat kinderen zich inzetten voor het algemeen belang.
  • Op school moeten maatschappelijke vraagstukken vanuit de omgeving en vanuit een wereldwijd perspectief benaderd worden.
  • Het onderwijs kan gaan over problemen binnen en buiten de belevingswereld van het kind.

Ontwerpprincipes

Op basis van de literatuurstudie naar wat er uit de ‘roots’ van het daltononderwijs te destilleren valt en op basis van de voorlopige conclusies die dit onderzoek oplevert, zijn een aantal ontwerpprincipes ontwikkeld worden, die scholen kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van een eigen daltonpraktijk.  Die principes worden geformuleerd in de vorm van als-dan-stellingen. De stellingen kunnen gebruikt worden om te onderzoeken in hoeverre deze ontwerpprincipes in de eigen school al gebruikt worden, èn om met elkaar nieuwe praktijken te ontwikkelen op basis van wat de ‘daltonroots’ ons als ideeën aangereikt hebben.

Vanwege de tijd is er in de presentatie tijdens het DaltonCafé slechts een drietal voorbeelden gegeven. In bijlage 2 van dit artikel zijn de 12 (voorlopige) als-dan-stellingen allemaal gegeven.

Afsluiting

De online meeting over burgerschap(sonderwijs) in het daltononderwijs werd afgesloten met het geven van een aantal voorbeelden hoe er nu al in de praktijk aandacht aan besteed wordt. De gebruikte Powerpoint van Vera en René en het voorbeeld van de Sint Jozefschool zijn te vinden via onderstaande links:

Klik hier voor de powerpointpresentatie

Klik hier voor het burgerschapsbeleid van de St.Jozefschool

Bij dit plan van deze school moet expliciet nog vermeld worden dat deze nog niet goedgekeurd is door de Onderwijsinspectie.

In fase 2 van het onderzoek zullen meer van zulke voorbeelden verzameld worden. Leraren, docenten en scholen worden opgeroepen mee te denken en hun praktijken met de onderzoekers te delen.
Er kan contact opgenomen worden met Vera Otten-Binnerts: v.m.otten@saxion.nl.

De bedoeling is dat er bij het lectoraat van het onderzoek een publicatie zal verschijnen, zoals er al een publicatie is over Montessori en burgerschapsonderwijs.

Literatuur

https://www.slo.nl/sectoren/po/burgerschap-po/onderwijsdoelen

https://maken.wikiwijs.nl/194929/Projectweek_Burgerschap#!page-colofon

Guérin, L.J.F. (2018). Group problem solving as citizenship education: Mainstream idea of participation revisited. Deventer: Saxion Progressive Education University Press.

Guérin, L.J.F., Klaver, L., Sins, P.H.M., & Walma van der Molen, J. (2021). Anders kijken naar Burgerschapsonderwijs: Bèta Burgerschap. Deventer: TechYourFuture.

Tolkamp, J., Guérin, L., & Klaver, L. (2019). Bèta en technologie in Burgerschapsonderwijs: Visie en didactiek van Bèta Burgerschap. Deventer: TechYourFuture.

Artikelen Piet van der Ploeg o.a. maart 2023
Burgerschap in de mangel van overheidsdruk en onderwijskunde. Een pleidooi voor algemene vorming als burgerschapsvorming.

 

Het volgende DaltonCafé is op 11 maart 16.00-17.00 uur. Dan is het thema ‘de daltontaak’.

Het laatste DaltonCafé van dit schooljaar is op 13 mei 16.00-17.00 uur. Thema is nog niet bekend.

 

 

Bijlage 1 Overzicht van opvattingen over burgerschapsonderwijs

Lida Klaver (2022).

 

Waarom burgerschapsonderwijs? Geïnspireerd op
Ik vind dat we met burgerschapsonderwijs die competenties moeten ontwikkelen of aanleren die de maatschappij nodig heeft, bijvoorbeeld om maatschappelijke problemen tegen te gaan (extremisme, gevaren voor democratie, klimaatverandering …). Ik vind dat we met burgerschapsonderwijs kinderen moeten inwijden in hoe onze maatschappij werkt en kinderen de mogelijkheid moeten bieden de maatschappij te vormen zoals zij zelf willen. (Guérin, 2018; Joris, 2021; Van der Ploeg, 2020; Van Rees, 2021b)
Ik vind dat de school een oefenplaats voor burgerschap moet zijn: door en via burgerschapsonderwijs kunnen we maatschappelijke verandering bewerkstelligen of de maatschappelijke en politieke status quo beschermen en bestendigen. Ik vind dat de school een voorbereidingsruimte voor burgerschap moet zijn: door burgerschapsonderwijs kan iedereen zelf een bestemming geven aan het eigen leven. (Joris, 2021)
Ik vind dat kinderen moeten worden voorbereid op de complexiteit van de realiteit. Burgerschapsonderwijs helpt hen daarbij. Ik vind dat kinderen onbezorgd kind moeten kunnen zijn. Burgerschapsonderwijs mag kinderen niet bezorgd maken. (Guérin, 2018; Guérin et al., 2021; Jeliazkova, 2015; Van der Ploeg, 2015)
Wie is verantwoordelijk voor burgerschapsonderwijs? Geïnspireerd op
Ik vind dat de visie op burgerschapsonderwijs van de school mag afwijken van de doelen van burgerschapsonderwijs die de overheid heeft bepaald. Ik vind dat de school de doelen van burgerschapsonderwijs die de overheid heeft bepaald moet volgen. (Biesta, 2021, p. 4; Van Rees, 2021b, 2021a)
Ik vind dat ouders/verzorgenden een potentieel risico zijn voor democratische vorming. De school moet daarom de verantwoordelijkheid nemen voor burgerschapsonderwijs. Ik vind dat ouders/verzorgenden de directe verantwoordelijken zijn voor burgerschapsvorming. Zij moeten de richting van de opvoeding kunnen bepalen.

 

(Van Rees, 2021b, pp. 238–239; Van Waveren, 2020)
Ik vind dat de school hoofdverantwoordelijk is voor het behalen van de doelen van burgerschapsonderwijs. Ik vind dat het behalen van de doelen van burgerschapsonderwijs een gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid is (van sportclubs, culturele organisaties, school, etc.). (Biesta et al., 2009)
Ik vind dat de maatschappij (overheid, school, ouders) moet bepalen wat voor burger het kind zou moeten zijn. Ik vind dat kinderen zelf moeten bepalen wat voor burger zij willen zijn. (Van der Ploeg, 2015; Van der Ploeg & Guérin, 2016; Van Waveren, 2020)
Doelen van burgerschapsonderwijs: Wat is de ideale burger? Aangepast of kritisch? Geïnspireerd op
Ik vind dat de focus bij burgerschapsonderwijs vooral moet liggen op goed omgaan met elkaar, omgaan met verschillen en diversiteit en rekening houden met elkaar. Ik vind dat de focus bij burgerschapsonderwijs vooral moet liggen op betrokkenheid bij de politiek en politieke vraagstukken. (Nieuwelink, 2021)
Ik vind dat we bepaalde emoties, attituden, waarden en gedragingen (bijv. empathie en solidariteit) moeten stimuleren bij kinderen. Ik vind dat we moeten stimuleren dat kinderen kritisch bevragen of en onder welke omstandigheden bepaalde emoties, attituden, waarden en gedragingen goed zijn. (Guérin, 2018, pp. 84–85; Jeliazkova, 2015, p. 37; Van der Ploeg, 2015; Van der Ploeg & Guérin, 2016; Van Rees, 2021b, p. 239; Veugelers, 2015, p. 7),
Ik vind dat bij burgerschapsonderwijs de focus vooral moet liggen op loyaliteit, saamhorigheid, eensgezindheid, gemeenschapszin en patriottisme. Ik vind dat bij burgerschapsonderwijs de focus vooral moet liggen op onafhankelijk en kritisch oordelen, openheid en burgerlijke ongehoorzaamheid. (Van der Ploeg, 2020, p. 47)
Doelen van burgerschapsonderwijs: Hoe benaderen we burgerschapsonderwijs? Indoctrinatie of neutraal? Geïnspireerd op
Ik vind dat de school één specifieke visie over wat goed burgerschap is moet uitdragen. Ik vind dat de school een diversiteit aan ideeën over wat goed burgerschap is moet aanbieden. (Van der Ploeg, 2015, 2020; Van der Ploeg & Guérin, 2016; Veugelers, 2011)
Ik vind dat kinderen moeten leren dat een goede burger sociaal en politiek participeert. Ik wil bijvoorbeeld actief lidmaatschap van verenigingen en organisaties, stemmen en politieke betrokkenheid stimuleren. Ik vind dat kinderen zelf mogen bepalen of zij sociaal en politiek actief willen zijn. Ik vind dat je ook een goede burger bent als je niet participeert. Individuele keuzevrijheid hierin is belangrijk. (Van der Ploeg, 2015, 2020, p. 48)
Ik vind dat kinderen zich moeten leren voegen in de samenleving. Ik vind dat kinderen moeten leren zelf de samenleving te vormen. (Biesta, 2021; Nieuwelink, 2021)
Ik vind dat leraren kinderen moeten helpen met het omvormen van hun mening als deze indruist tegen de heersende normen, waarden en opvattingen. Ik vind dat leraren de mening van kinderen niet mogen omvormen. Een kind mag een mening hebben die indruist tegen de heersende normen, waarden en opvattingen. (Van Waveren, 2020, p. 99)
Ik vind dat leraren uit moeten komen voor hun politieke en ideologische voorkeuren. Ik vind dat leraren neutraal moeten blijven over hun politieke en ideologische voorkeuren. (Jeliazkova, 2015, p. 23)
Doelen van burgerschapsonderwijs: Waarop ligt de nadruk? Attitudes of kennis? Rechten of verantwoordelijkheden en plichten? Geïnspireerd op
Ik vind dat bij burgerschapsonderwijs de focus vooral moet liggen op attituden en gedragingen. Ik vind dat bij burgerschapsonderwijs de focus vooral moet liggen op kennis. (De Jong, 2020; Guérin, 2018, pp. 84–84; Jeliazkova, 2015)
Ik vind dat kinderen moeten leren dat boosheid, conflict, verzet, ondermijning en strijd waardevol zijn als vorm van activisme, betrokkenheid en solidariteit. Ik vind dat kinderen vooral democratische procedures moeten leren kennen en de waarde van deugden zoals vreedzaamheid moeten leren. (Guérin, 2018, p. 48; Van der Ploeg, 2015; Van Waveren, 2020)
Ik vind dat bij burgerschapsonderwijs de focus vooral moet liggen op individuele en collectieve rechten (rechten van het kind, mensenrechten, grondrechten). Ik vind dat bij burgerschapsonderwijs de focus vooral moet liggen op plichten en verantwoordelijkheden (houden aan de wet, belasting betalen, werken en leren, zorgen voor elkaar). (Biesta, 2021, p. 5; Jeliazkova, 2015, p. 41; Van der Ploeg, 2020, p. 46)
Ik vind dat kinderen vooral moeten leren hoe ze kunnen nadenken en beslissingen kunnen nemen over maatschappelijke problemen. Ik vind dat kinderen vooral moeten leren hoe zij actie kunnen ondernemen om maatschappelijke problemen aan te pakken. (Hodson, 2020; Jeliazkova, 2015)
Doelen van burgerschapsonderwijs: Wat is de context? De eigen gemeenschap of de samenleving als geheel? Lokaal of globaal? Geïnspireerd op
Ik vind dat burgerschapsonderwijs gericht moet zijn op cohesie binnen de gemeenschap van het kind (bijv. geloof / afkomst / groep). Ik vind dat burgerschapsonderwijs gericht moet zijn op cohesie binnen de samenleving als geheel. (Van der Ploeg, 2020, pp. 48–49; Van Rees, 2021b, p. 239)
Ik vind het vooral belangrijk dat kinderen zich inzetten voor de belangen van hun gemeenschap (bijv. geloof / afkomst / groep). Ik vind het vooral belangrijk dat kinderen zich inzetten voor het algemeen belang. (Van der Ploeg, 2020, pp. 48–49; Van Rees, 2021b, p. 239)
Ik vind dat de focus vooral moet liggen op burgerschap binnen de lokale en nationale context. Ik vind dat de focus vooral moet liggen op burgerschap binnen de Europese en wereldwijde context.  (Joris, 2021)
Ik vind dat op school maatschappelijke vraagstukken vooral vanuit een lokaal of nationaal perspectief benaderd moeten worden. Ik vind dat op school maatschappelijke vraagstukken vooral vanuit een wereldwijd perspectief benaderd moeten worden. (Guérin, 2018, pp. 24, 86; Veugelers, 2011)
Ik vind dat burgerschapsonderwijs moet gaan over problemen binnen de belevingswereld van het kind. Ik vind dat burgerschapsonderwijs moet gaan over problemen buiten de belevingswereld van het kind.
Ik vind dat burgerschapsonderwijs moet gaan over problemen waar het kind directe invloed op heeft. Ik vind dat burgerschapsonderwijs moet gaan over problemen waar het kind geen of alleen indirect invloed op heeft.

 

 

 

Bijlage 2 De (voorlopige) ontwerpprincipes voor het geven van burgerschapsonderwijs op basis van wat er uit onderzoek naar de ‘roots’ van het daltononderwijs te zeggen valt.

Vera Otten-Binnerts, René Berends (2024).

Als we kinderen op willen voeden tot democratische burgers, dan is het belangrijk dat ze daarin ervaren worden en leren om initiatief te nemen en kansen te pakken.

Als we kinderen echte ervaringen (life-like experiences) willen laten opdoen, dan moet de school functioneren als een samenleving in het klein, een oefenplaats voor burgerschap waarin kinderen leren participeren en hun plek kunnen innemen in de maatschappij. Samen wordt er een gemeenschap gebouwd. Je leeft en werkt er als in de echte wereld, samen met anderen in plaats van dat de school een plek is waar leerlingen onderwijs ‘consumeren’.

Als we de wereld willen laten zien aan de kinderen en hen daarvan laten leren en ervaren, dan zorgen we ervoor dat kinderen ook daadwerkelijk de wereld kunnen zien en ervaren door in te spelen op ontwikkelingen, actualiteiten en activiteiten in hun omgeving.

Als we willen dat kinderen goed uitgerust en klaar zijn om hun plaats in de wereld in te nemen, dan wordt verveling en zinloos werk vermeden én kinderen verantwoordelijkheid gegeven over hun hele werk door hen te leren hun hele ‘job’ op school te overzien en op deze manier ervaringen op te laten doen. Leraren ontwikkelen bijzondere, creatieve en uitdagende assignments en moedigen kinderen aan om na te denken over hele nieuwe manieren en inspireren hen achter hun passie voor een onderwerp aan te gaan.

Als er zich problemen voordoen dan laten we kinderen dit zelf oplossen. Om hulp vragen kan daarbij ook een oplossing zijn. (an individual with a creative bent for solving problems in unusual ways)

Als van en met elkaar leren én het idee van de klas en de school als gemeenschap belangrijke elementen zijn, dan moet de inhoud (leerstof, leerplan) van het onderwijs daarop afgestemd worden en activiteiten worden georganiseerd die het van en met elkaar leren stimuleren en het leven in een democratische gemeenschap, waarbij iedereen een stem heeft.

Als we werklust, degelijkheid, succesvol willen zijn, oprechtheid, ruimdenkendheid en onafhankelijkheid willen stimuleren bij kinderen (in plaats van luiheid, onzorgvuldigheid, mislukking, vrome schijn, onoprechtheid, slaafse achting voor autoriteit en minachting voor bewijs ontwikkelen), dan moeten we kinderen de kans geven om deze vaardigheden te ontwikkelen en hen stimuleren zelf na te denken over hun eigen ontwikkeling en hoe zij kunnen bijdragen aan hun eigen ontwikkeling en aan de ontwikkeling van een ander.

Als we willen dat kinderen opgroeien tot ‘onbevreesde’, ondernemende burgers, mensen die verantwoordelijkheid dragen en zich verantwoordelijk gedragen in hun werk en tot de medemensen en de wereld, dan betekent dit voor het onderwijs om de nieuwsgierige, onderzoekende, probleemoplossende en ondernemende houding van kinderen te stimuleren en zelfstandig, zelfbewust en met zelfvertrouwen in het leven staan, dat kinderen leren plannen en vooruitkijken, maar daarbij ook gericht zijn op samenwerking en op het dragen van (maatschappelijke, sociale) verantwoordelijkheid.

Als we flexibele individuen willen opvoeden als onderdeel van de gemeenschap, dan moet er een appel gedaan worden op de kinderen en hoe het zich verhoudt tot de ander en de wereld.

Als we kinderen deelgenoot maken van de actuele maatschappelijke veranderingen, en politieke en gemeenschappelijke problemen willen oplossen dan moeten we kinderen (a.d.h.v. actuele thema’s) in contact brengen met de (complexe) realiteit, zodat ze echte ervaringen kunnen opdoen, die gedachten en ideeën kunnen vormen voor het invullen van hun verdere leven.

Als we willen dat kinderen leren om hun plek in te nemen in de samenleving, dan is lef nodig van directeuren en leraren om het curriculum te durven aanpassen.

Als we bovenstaande allemaal willen, dan betekent dit dat we het kind moeten zien als een entiteit, die zichzelf moet vullen in termen van het algemene sociale leven. Het individu is altijd volledig verantwoordelijk voor zichzelf, niet wij voor hem.

 

Deel deze pagina

Uitgelicht