René Berends, Marja Out & Vera Otten-Binnerts (2024)

 Het DaltonCafé

De daltonvereniging organiseert al sinds 2020 periodiek een DaltonCafé. Ontstaan uit de Dalton Onderzoeks Groep (DOG) groeide het café in coronatijd uit tot een populair online platform waar daltonianen (PO en VO) elkaar rond interessante onderwerpen en ontwikkelingen ontmoeten en waarbij onderzoek en praktijkervaringen centraal staan. De organisatie ligt in handen van de bestuursleden Vera Otten-Binnerts en Marja Out. Op 11 maart jl. stond het DaltonCafé in het teken van de taak. Brigitte Witmus, daltonopleider en onderzoeker van het lectoraat Vernieuwingsonderwijs van Thomas More Hogeschool, gaf een inkijkje in haar lopende onderzoek naar ‘de daltontaak’.

Waar is de taak van Helen Parkhurst gebleven?

Met bovenstaande vraag ‘triggerde’ Brigitte Witmus ons in de uitnodiging. En dat de vraag ons nieuwsgierig maakte, werd snel duidelijk. Er namen maar liefst 106 ‘daltonianen’ deel aan het café, een nieuw record!

Brigitte stelde meer vragen: Oorspronkelijk had de daltontaak een heel belangrijke en grote rol in haar onderwijs. Is deze opzet en vorm nog terug te vinden in het hedendaagse Nederlandse daltononderwijs? Is het mogelijk om jezelf een daltonschool te noemen als je niet met een daltontaak werkt? en als je wel met een taak werkt, is dat dan een IKEA-kast model of een hartige taart-model? Richten we ons primair op deeltaken of op gehele taken? Voor welke taken zijn de meeste executieve vaardigheden nodig? En waar zit de meeste kans op motivatie en flow? En is het mogelijk om in een leerstofjaarklassenmodel te werken op de manier waarop Helen Parkhurst groepsdoorbroken werkte? Waartoe zetten we de taak tegenwoordig in? Wat willen we ermee bereiken?

Het waren nogal wat vragen die Brigitte zich vooraf stelde. En om daarop antwoorden te geven had ze zegge en schrijve één uur! Dat kon natuurlijk niet en op alle vragen zijn er ook helemaal nog geen antwoorden. Daarom is ze in het lectoraat Vernieuwingsonderwijs in Rotterdam aan de Thomas More Hogeschool er een onderzoek naar gestart. We zullen daar de komende tijd nog wel het nodige over horen.

Duidelijk is dat ‘de’ taak een belangrijk thema wordt. De daltonopleiders in het DNO (Dalton Netwerk Opleiders) buigen zich er al maanden over en ook op het komende congres in november zal ‘de’ taak centraal staan in veel presentaties.

Mentimeter

Om ons toch eerst zelf over de taak na te laten denken, startte Brigitte met het geven van twee vragen waarop we met behulp van mentimeter antwoorden konden geven.

De eerste vraag was: een daltonschool is een school met een taak. Hoe zou jij zo’n taak omschrijven? Er kwam een scala aan antwoorden:

  • Overzicht van taken, doelen.
  • Eigenaarschap op het ‘te maken werk’.
  • Planning waar de kinderen kunnen zien wat ze kunnen doen om hun leerdoelen te bereiken.
  • Kindgebonden opdrachtenblad.
  • Middel om zelfstandigheid te bevorderen.
  • Uitdagende manier om aan je leerdoelen en ik-doelen te werken
  • Een wekelijks overzicht wat te doen, zowel zelf in te plannen als klassikaal.
  • Weektaak.
  • Een middel om kinderen zelfstandig te laten werken.
  • Zelfstandigheid, ontwikkeling, prioriteit kunnen stellen, autonomie.
  • Geheel van informatie voor leerlingen waarmee ze zelfstandig kunnen werken.

De tweede vraag was: Waartoe zet je de taak in? Met welk doel? Wat wil je ermee bereiken?

  • Inzicht in de leerdoelen. Leren plannen.
  • Zelfstandigheid vergroten.
  • Zelfstandig werken.
  • Verantwoordelijkheid, ontwikkeling.
  • Zelfstandig werken, zelfredzaamheid, leren plannen.
  • Om de kinderen zelfstandig te maken, en ook overzicht te geven van hun kennen, kunnen en leerdoelen.
  • Verhogen zelfstandigheid, leren plannen en mogelijkheden tot differentiëren.
  • Zelfstandigheid, verantwoordelijkheid.
  • Motivatie.
  • Het verwerken van de instructie, kijken of ze het doel zelfstandig kunnen behalen.

 

Wat was de taak bij Helen Parkhurst?

Het is een interessante eerste excercitie, die nodig is in het onderzoek om eens naar de ‘roots’ terug te gaan en je de vraag te stellen wat Parkhurst eigenlijk bedoelde met de taak en hoe die er bij haar uitzag. Was de taak bij haar zo’n essentieel onderdeel van haar Dalton Laboratory Plan dat we ons de vraag zouden kunnen stellen of er überhaupt wel een daltonschool zou kunnen zijn, zonder taak?

Voor Parkhurst golden drie principes: 1) Freedom; 2) Interaction of group life en 3) Budgeting time. Voor Parkhurst gold dat omdat leerlingen van elkaar verschillen onder andere met betrekking tot het tempo waarin ze memoriseren en assimileren er een reorganisatie van de school nodig was. De sleutel was voor haar het ‘transport’. Er is een constante aanvoer, maar alle tijd is tijd van de leerlingen. Zij zijn de enige die de tijd bepalen waarop en waarin ze leren.

Brigitte gebruikte het volgende schema om de basis van de reorganisatie die Parkhurst voor ogen had, te visualiseren.

 

Parkhurst stelde: “We have to bring school practice into line with modern psychology and sociology, instead of lagging far in the rear as it at present does” (Parkhurst, 1926). Het ging haar erom dat we tegemoet komen aan de innerlijke drang tot ontplooiing van kinderen, ze voorbereiden op de maatschappij door hun kennis uit te breiden en toe te passen, maar ook door kinderen te leren hun talenten te gebruiken. En door het curriculum aan te bieden in de vorm van een klus, een ‘job’, waar leerlingen zelf verantwoordelijkheid voor gingen dragen, waren de voorwaarden vervult en kon er aan doelen gewerkt worden en was er een middel geïntroduceerd waarmee leerlingen zelf het werk konden plannen, net zoals een ondernemer zijn werk aanneemt en inplant.

Het is een werkwijze waardoor leerlingen leren zichzelf te kennen om later een eigen rol in de maatschappij aan te kunnen.

Het gedachtegoed van Parkhurst leverde ook een ander zicht op de rol van de leraar aan. Het gaat er niet om dat de leraar ‘lessen in de leerling moet stoppen’, maar om vragen te beantwoorden die door de taak worden opgeroepen.

De taak werd zo een ultiem didactische hulpmiddel, de taak als ‘leerkracht-assistent’. Parkhurst sprak ook over de ‘assignment’ als een contract dat het kind met de leraar aangaat.

Bijzonder was het wel dat Parkhurst in eerste instantie vond dat zo’n werkwijze eigenlijk alleen ingezet kan worden voor leerlingen vanaf 8 jaar, als ze een beetje kunnen lezen en schrijven.

Het aanvaarden van de taak als eigen ‘job’ werkte al motiverend, maar die taak moest ook inhoudelijk interessant zijn. Dan zouden kinderen er, volgens Parkhurst, naar eigen inzicht, eer en geweten aan werken. Dan zou gelden dat: ‘Learning is as natural as breathing’. Taken zouden dan motiverend zijn, omdat ze ruimte bieden om naar eigen inzicht en onder eigen verantwoordelijkheid te werken. Taken zouden niet ‘afgeraffeld’ worden en juist tot dieper leren leiden als de leerlingen zicht hebben op de hele taak, het geheel overzien en begrijpen waartoe het dient. Parkhurst vindt dat kinderen zelfs zicht moeten krijgen op het hele plan van onderwijs. Ze besprak het hele jaarprogramma met de leerlingen. Ze vond ook dat vakken zoveel mogelijk geïntegreerd aangeboden moeten worden: in het echte leven lopen vakinhouden immers ook in elkaar over. Bovendien kun je zo efficiënt omgaan met de tijd.

Een leerpunt uit de ideeën van Parkhurst voor ons zou kunnen zijn dat leerlingen de gelegenheid krijgen om het schoolwerk zelf te doen, zelf te organiseren, om het ongestoord, toegewijd en geconcentreerd te kunnen doen. Dan realiseer je ook dat het schoolse leren doelmatiger wordt. Het is een vorm van ‘didactisch respect’ als er dan ook aangesloten wordt bij ieders onderwijsbehoefte.

De taken die Parkhurst met deze doelen ontwikkelde, zagen er anders uit dan we tegenwoordig gewend zijn. Hieronder zie je de opbouw van haar ‘assignments’, als ook een fragment van een eigen ‘assignment’ van Parkhurst, als voorbeeld.

Bijzonder is het dat Parkhurst taken begint met een ‘interest pocket’. Dat waren motiverende ideetjes om kinderen ‘aan’ te zetten. Hier zie je daarvan een voorbeeld:

Flow?

Een belangrijk element in het werken aan taken, zoals Parkhurst dat bedoelt, heeft ermee te maken dat kinderen door moeten kunnen werken en niet opgehouden worden door andere leerlingen of door de leraar.

De leraar zal leerlingen daarbij willen begeleiden in het steeds meer nemen van initiatief ten aanzien van het plannen, uitvoeren en evalueren/reflecteren. De theorie van Csikszentmihalyi (1999) kan ons daarbij helpen om oog te hebben voor het in een ‘flow’ komen tijdens het werken. Hij biedt daarvoor het volgende schema, dat duidelijk maakt dat we vooral in een ‘flow’ komen bij hoge uitdagingen en wanneer er ook het nodige gevraagd wordt aan in te zetten vaardigheden.

 

Executieve vaardigheden

Naast het werken met een ‘flow’ is het belangrijk ook oog te hebben wat het werk dat we kinderen tijdens de taak laten uitvoeren, van hen vraagt. Kinderen hebben nauwelijks executieve vaardigheden nodig bij routineklussen, lopende-band-werk, eenvoudig werk en bij op zich zinvolle bezigheden, waar echter iemand anders de leiding heeft. Er wordt daarentegen juist een beroep op de inzet van eigen executieve vaardigheden gevraagd bij nieuwe, veelzijdige klussen, het nabootsen van het leiden van een bedrijf, bij complex werk en bij betekenisvolle activiteiten, als je er (vaak) mede zelf leiding aan geeft.

Executieve functies zijn het meest noodzakelijk in het kader van complexe taken met een open einde, waarvoor probleemoplossingsvaardigheden en creatieve of unieke oplossingen nodig zijn.

De lesaanpak bij het werken aan de taak

 

Brigitte stelt ook de vraag hoe de lesaanpak van de leraar er bij het werken aan de taak uit zou moeten zien. Ze bespreekt een traditionele aanpak, waarbij kinderen steeds eerst uitleg krijgen bij een deel van de gehele taak om zo uiteindelijk de hele taak uit te kunnen voeren.

Daarbij stelt ze de vraag of  leerlingen wel zo willen en kunnen oefenen wat je ze wilt leren. Het is belangrijk dat leraren de leer- en onderwijslogica die achter die aanpak zit zich bewust worden en of juist de andere beweging – de hele-taak-eerst aanpak – niet waardevoller en bruikbaarder is.

Het kan daarbij helpen na te denken over welk specifiek type leeractiviteiten je na wilt streven. Brigitte biedt het volgende overzicht om daar zicht op te krijgen.

 

Leren 1 en leren 2

De taxonomieën van Bloom of Solo (Structure of the Observed Learning Outcome) kan helpen om bijvoorbeeld onderscheid te maken tussen ‘leren 1’ en ‘leren 2’.

Leren 1 gaat dan vooral om onthouden en begrijpen, om lagere orde denken, kennis als doel, lineair leren denken, beheersingsgericht, reproductief en formeel leren.

Leren 2 gaat daarentegen om integreren en toepassen, om hogere orde denken, kennis als gereedschap, creatief leren denken, toepassingsgericht, productief en authentiek leren.

De vraag is dan welke van deze twee types leren bij de daltontaak passen en eigenlijk ook welk type vooral past bij jullie school.

De keuze die je hier neemt, laat natuurlijk grote verschillen in uitkomsten van onderwijs zien. Brigitte laat ons hiervoor de twee onderstaande foto’s vergelijken: links een school waar klassikaal frontaal stilzit- en luisteronderwijs gegeven wordt. Rechts een foto van de daltonschool van Parkhurst. Daar horen verschillende activiteiten van leerlingen bij. Linksonder zijn er daarvan een aantal geïnventariseerd. De vraag is wat we daar in het daltononderwijs tegenoverstellen.

 

 

 

 

 

  • Luisteren naar instructies.
  • Op je plek zitten.
  • Invullen werkbladen.
  • Opdrachten op tijd afhebben.
  • Antwoorden die kloppen met nakijkboek.
  • Vergeleken worden met klasgenoten.
  • Jezelf vergelijken met klasgenoten.
  • Voorkennis gericht op aansluiten op het gemiddelde.
  • Op kwalificatie gericht / inprenten.
  • Examens leiden ons af van doelen.
  • Cijfers en gemiddelden zijn leidend.
  • Doen en onthouden i.p.v. leren.
  • Werkdruk.
  • Grote doelen.

 

Brigitte eindigt haar presentatie met de constatering dat we het in het daltononderwijs zeker niet altijd maar ‘beter’ doen dan in het traditionele klassikale onderwijs en dat we zeker op zoek moeten om het nog beter, efficiënter en effectiever kunnen doen.

Daarvoor is het belangrijk dat we als ‘daltonianen’ met elkaar een goed beeld ontwikkelen over wat de uiteindelijke bedoeling is van het werken met ‘de’ daltontaak. Vorm volgt immers functie.

Het onderzoek dat Brigitte Witmus gestart is, moet daarvoor nieuwe antwoorden geven of oude antwoorden in nieuwe jasjes gaan bieden.

Brigitte roept op om deel te nemen aan de eerste fase van het onderzoek, door de vragenlijst in te vullen: https://easionsurvey.parantion.nl:443/9NeKa

Voor aanvullende vragen is contact te leggen: b.witmus@themasmorehs.nl.

NB: Tijdens het café bleek dat een aantal mensen de verkeerde datum voor het volgend café in hun agenda hebben staan.

Het laatste DaltonCafé van dit schooljaar is op 13 mei 16.00-17.00 uur. Houd de berichtgeving in de Nieuwsbrief in de gaten voor het thema.

Deel deze pagina

Uitgelicht