‘Ongelijke behandeling is soms nodig’

Patrick Sins, lector Vernieuwingsonderwijs Saxion en Thomas More hogeschool 

Inleiding

Differentiatie betekent omgaan met verschillen tussen leerlingen in de klas. En die verschillen zijn op sommige gebieden enorm. Hoe stem je als leraar je onderwijs hierop af zodat alle leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen? In deze bijdrage laat ik aan de hand van onderzoek zien dat alleen het indelen van leerlingen in niveaugroepen niet effectief is. Om alle leerlingen te bedienen is het nodig dat ze ‘ongelijk’ worden behandeld. Dat betekent dat je als leraar weet wat je doet, voor wie, hoe en waarom.

Laat ik voor de verandering eens beginnen met de conclusie. Effectief differentiëren betekent dat leerlingen ongelijk worden behandeld op grond van kennis die de leraar heeft over relevante verschillen. Die ongelijke behandeling houdt in dat leerlingen verschillende instructie ontvangen, ongelijk de leerstof verwerken of in een ongelijk tempo de leerstof verwerken. De leerlingen indelen in niveaugroepen is niet genoeg. De mogelijke positieve of negatieve effecten hiervan hangen namelijk af van hoe je als leraar verschillen tussen leerlingen begrijpt en weet welke instructie of begeleiding nodig is.

Omgaan met verschillen

Toen mijn zoon in groep 3 zat hielp ik als leesvader een groepje van zijn klasgenoten met lezen. Ik vond het geweldig om getuige te zijn van een proces dat zich in een betrekkelijk korte tijd voltrekt en waar leerlingen voor de rest van hun leven van profiteren. Er gaat een hele nieuwe wereld voor ze open en ik mocht daarbij zijn. Werkelijk fantastisch.

Tijdens het lezen viel me op dat de verschillen in leesvaardigheid in mijn groepje groot waren. Terwijl sommige leerlingen zich woord voor woord door de tekst heen ploeterden, lazen groepsgenoten al probleemloos hele zinnen. Dit had uiteraard zijn weerslag op de motivatie van de kinderen. De leerlingen die moeite hadden met lezen moest ik vaak extra motiveren om het nog eens te proberen – soms liepen ze gewoon weg omdat ze er geen zin meer in hadden. De sterke lezertjes gaven aan het allemaal te makkelijk te vinden en sommigen verveelden zich als het in hun optiek niet snel genoeg ging. Eentje ging zelfs onder de tafel liggen.

Verschillen zijn er. Een studie van Roel Bosker laat bijvoorbeeld zien dat er op het gebied van taal halverwege het basisonderwijs een verschil van ruim vier schooljaren is tussen de top tien procent presterende leerlingen en de onderste tien procent presterende leerlingen. Hoe om te gaan met deze aanzienlijke verschillen tussen leerlingen in de klas? Afstemmen op verschillen door differentiatie is noodzakelijk, maar valt in de praktijk niet mee. Wim van de Grift stelt op basis van zijn onderzoek: “Nog niet de helft van de leraren in het voortgezet onderwijs en een krappe meerderheid van leraren in het basisonderwijs slaagt erin hun onderwijs goed af te stemmen op verschillen tussen hun leerlingen”. Er valt dus nog een hoop winst te behalen.

Differentiëren door niveaugroepen: effectief?

De meest voorkomende differentiatievorm in het basisonderwijs is het werken met niveaugroepen. Dit betekent dat leerlingen worden ingedeeld in homogeen samengestelde groepjes op basis van hun leerprestatie. In deze groepjes gaan leerlingen samen met kinderen van hetzelfde niveau aan het werk of krijgen instructie. Vaak worden er in de klas drie groepen gevormd. Als niveaugroepen in de klas worden gehanteerd als middel om te differentiëren weten we op basis van onderzoek dat dit de verschillen in de klas vergroot. Zo beschrijven Marjolein Deunk en haar collega’s bij het GION van de Rijksuniversiteit Groningen in hun systematische review een aantal recente studies waaruit blijkt dat het vooral de hoogpresteerders zijn die profijt hebben van niveaugroepen. De effecten van het gebruik van niveaugroepen zijn voor laagpresteerders zelfs negatief. Deze leerlingen scoorden beter op de leestoets wanneer ze niet in een niveaugroep hadden gewerkt.

Er zijn meer vormen om te differentiëren zoals vakniveaudifferentiatie en ‘streaming’. Streaming is het homogeen groeperen van leerlingen in aparte klassen op grond van min of meer gelijke prestaties. Maar ook hier laat het onderzoek van Deunk zien dat de effecten op de leerprestatie van (bepaalde groepen) leerlingen negatief is. Volgens de onderzoekers is “grouping alone not enough”. De effecten van groeperen is namelijk afhankelijk van hoe de leraar verschillen tussen leerlingen begrijpt en weet welke instructie of begeleiding nodig is. Groeperen is pas effectief, volgens het onderzoek van Deunk, als het wordt gecombineerd met een gevarieerd en doordacht instructie- en begeleidingsrepertoire. Dit betekent dat leerlingen ook echt ongelijk behandeld worden (lees afgestemde instructie en begeleiding krijgen) op grond van kennis die de leraar heeft over relevante verschillen. Kortom: weet wat je als leraar doet, voor wie, hoe en waarom.

Effectief waarvoor?

Helen Parkhurst differentieerde door leerlingen in hun eigen tempo en ongestoord aan ‘assignments’ te laten werken. Dit is de uitwerking van haar daltonprincipe ‘liberation of the pupil’. Helaas is er nog geen onderzoek bekend waarin is gekeken naar de effecten van deze differentiatievorm waarin de instructie op het niveau van de individuele leerling wordt afgestemd. Daarnaast is het de vraag aan welke effecten je als leraar belang hecht. Tot nog toe heb ik het gehad over de effecten van differentiatie op de leerprestatie. Maar de gevolgen van bijvoorbeeld het werken met niveaugroepen op het socialisatieproces en op de persoonsvorming van leerlingen dienen ook te worden overwogen. Misschien is het zo gek nog niet om leerlingen zelfstandig en in hun eigen tempo aan ‘assignments’ te laten werken, waarbij ze elkaar helpen. En draagt het bij aan de vorming van een “fearless human being”.

Geraadpleegde literatuur 

Bosker, R. (2005). De grenzen van gedifferentieerd onderwijs. Groningen: Universiteit van Groningen. 

Deunk, M., Doolaard, S., Smale-Jacobse, A., & Bosker, R. J. (2015). Differentiation within and across classrooms: A systematic review of studies into the cognitive effects of differentiation practices. Groningen: GION onderwijs/onderzoek. 

Lou, Y., Abrami, P. C., Spence, J. C., Poulsen, C., Chambers, B., & d’Appolonia, S. (1996). Within-class grouping: a meta-analysis. Review of Educational Research, 66(4), 423-458.

Slavin, R. E. (1987). Ability grouping and student achievement in elementary schools: A best-evidence synthesis. Review of Educational Research, 57(3), 293-336.

Slavin, R. E., Lake, C., Chambers, B., Cheung, A., & Davis, S. (2009). Effective beginning reading programs: A best-evidence synthesis. Baltimore: Best Evidence Encyclopedia. 

Van de Grift, W.J.C.M. (2010). Ontwikkeling in de beroepsvaardigheden van leraren. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

Deel deze pagina

Uitgelicht