In de maanden januari en februari zetten alle scholen voor VO de deuren open voor leerlingen uit groep 7 en 8. In verschillende regio’s, met name in de Randstad is de druk op kinderen groot: lotingen, aanmeldsystematiek, keuzestress. 11/12-jarigen oriënteren zich met hun basisschool advies op zak op hun toekomst: welke school past bij mijn advies, waar voel ik me thuis?

In de meeste gevallen hebben kinderen ook echt een keuze: reguliere scholen, Montessorischolen, daltonscholen, Technasia, Gymnasia, Cultuurprofielscholen, Tweetalige scholen, Ondernemende scholen, LOOT-scholen, noem maar op. Zie door al die bomen het bos nog maar eens, als je 11 jaar bent. En er hangt zoveel vanaf: een grote sjoelbak met 7 vakjes van Gymnasium tot Praktijkonderwijs met alle tussenliggende afdelingen. De ene school heeft alleen VMBO-TL, de andere school heeft alles. Het ene kind kan tussen 20 scholen kiezen, maar moet een top 13 aan scholen aangeven. De andere leerling heeft in de regio keuze uit 1 school… Hoezo: onderwijs, de grote gelijkmaker?

Wij sorteren en splitsen en filteren de kinderen op elfjarige leeftijd, alsof we weten wat we doen. Alsof de leerling van 11 een voorspelbare ontwikkeling doormaakt. Alsof een leerling van 11 al overziet wat de gevolgen van de keuzes zijn. Natuurlijk spelen de leerkrachten en ouders een rol. Zij doen hun best om te adviseren en te begeleiden bij de keuze. Maar als je het van een afstand bekijkt, is het een selectiecircus waarvan je toch zou kunnen zeggen dat het meer kwaad doet dan goed.

Gelukkig zijn er veel scholen – en vaak zijn dat daltonscholen – die de voorsortering na de basisschool proberen uit te stellen. Die zich bewust zijn van de doorlopende, continue ontwikkeling van leerlingen. Die weten dat een leerling de tijd nodig heeft om te groeien, zichzelf te ontdekken en uit te vinden wat hem of haar motiveert en waar zijn of haar talenten liggen. En dat die ontwikkeling geen rechte lijn is, maar soms grillig. De pubertijd gaat komen en dat is voor een kind niet niks! Prioriteiten verschuiven, ouders en andere volwassenen worden minder belangrijk in de ogen van de leerling, klasgenoten en vrienden des te belangrijker. En dat heeft impact!

Op open dagen vertellen daltonscholen voor VO hun verhaal: dat wij willen dat kinderen zich ontwikkelen tot mensen zonder vrees. Dat we stimuleren dat leerlingen groeien in zelfstandigheid, vrijheid en verantwoordelijkheid, door middel van reflectie. En dat ze dat niet in een individuele, op de persoon aangepaste (eenzame?) omgeving doen, maar altijd in een gemeenschap, in samenwerking met anderen. Leren en ontwikkelen is een individueel proces, dat altijd in verbinding met de ander plaatsvindt. Juist daltonscholen geven de ruimte aan dit proces en proberen dat ook nog eens effectief vorm te geven, met aandacht voor de cognitieve ontwikkeling, maar juist ook voor de sociale en persoonsvormende kant.

Ouders van kinderen uit groep 8 die niet op een daltonbasisschool hebben gezeten, hebben vaak een vooroordeel over daltononderwijs. Of eigenlijk: over hun eigen kind: ‘Mijn kind is niet zelfstandig, kan helemaal niet plannen en gaat echt niet aan het werk als de meester of juf niet kijkt. Dus daltononderwijs is voor mijn kind niet geschikt’. Bij mij op school zeggen we altijd: ‘Daltononderwijs is net als zwemles: je stuurt je kind naar zwemles, niet omdat het al kan zwemmen, maar om het daar te leren. Zo is het ook met de daltonkernwaarden: de bedoeling van het daltononderwijs is niet: gooi ze maar in het diepe en dan zien we wel of het kind vanzelf boven komt drijven. Wij laten het kind stapsgewijs ervaren en oefenen.’ Juist op een daltonschool is vaak de structuur heel goed op orde, om binnen die structuur de optimale ontwikkelruimte voor de leerling te vinden.

Daltonscholen doen hun best. Maar ook bij ons blijft het knellen, het keurslijf van de selectiemachine waar het systeem kinderen van 11 jaar in dwingt. Mijn hoop en wens – en eigenlijk ook mijn verwachting- is, dat alle daltonscholen vanwege onze gedeelde manier van kijken naar en omgaan met leerlingen, werken vanuit vertrouwen en dat alle leerlingen recht hebben op hun eigen ontwikkelroute. Op het ontdekken van zichzelf EN elkaar. En dat juist dat proces de moeite waard is en eigenlijk zwaarder weegt dan het selecteren en in vakjes proppen van leerlingen.

 

Elvira van den Hoek

Deel deze pagina

Uitgelicht