Zondagmiddag. Ik moet nog een les voorbereiden voor een klas 3 Havo/Vwo. Ik heb geen zin. Ga eerst de afwas doen. De ramen kunnen ook wel een lapje gebruiken. Melding op m’n telefoon: even een vriendin appen. De was piept in de machine. Moet ik echt eerst even ophangen. O. Ik moet al weg: we hebben een ‘bestel-je-eigen-eten-party’ met mijn vaksectie bij een van de collega’s thuis (al haar oppassen hebben komende week schoolexamens en kunnen dus niet oppassen…). Gezellig, maar ik moest dus nog een les voorbereiden. Nou ja, dan maar morgenochtend de wekker een uurtje eerder zetten…

Morgenochtend. Wekker gaat. Ik heb geen zin. In mijn hoofd hoor ik mijn moeder: ‘dan maak je maar zin’. Maar hoe doe je dat, zin maken? Ik ben echt intrinsiek gemotiveerd: ik hou van mijn vak, van lesgeven, van leerlingen, van alles wat bij het leraarschap hoort. Maar toch heb ik geen zin. En meer kan ik er niet van maken.

Mijn collega -die van de overbelaste oppasleerlingen – zegt altijd: ‘dan doe je het maar zonder zin’. Op het moment dat ik me dat bedenk, gaat mijn motor aan. Ik stap uit bed en denk: ‘ja, dan doe ik het maar zonder zin’. Zodra ik m’n computer opgestart heb, krijg ik een idee voor de les. Binnen 20 minuten heb ik toch een les klaar die straks best door de beugel kan.

Motivatie. Zelfs voor een intrinsiek gemotiveerde docent, die ook nog eens betaald krijgt voor het doen van het werk, is die soms ver te zoeken. Wat verwachten we van leerlingen? Dat ze altijd maar gemotiveerd zijn? Voor dingen die wij ze voorleggen? Waar ze zelf eigenlijk nog niet zo heel veel over te zeggen hebben? Waar ze zelf lang niet altijd het nut van inzien? En die vooral vaak in de weg staan van de dingen die ze eigenlijk zouden willen doen?

De drieslag van de motivatietheorie van Ryan en Deci is waarschijnlijk inmiddels wel bij iedereen geland: autonomie hebben, gevoel van competentie ervaren en een relatie hebben met de ander. Maar is dat echt alles? Ik heb een relatie met mijn leerlingen, ik ervaar competentie na 27 jaar ervaring voor de klas en ik heb een behoorlijke autonomie in hoe ik mijn lessen wil voorbereiden… En toch… moet het soms zonder zin.

Is dat misschien wat we leerlingen mee kunnen geven: soms is iets motiverend, maar soms ook gewoon even niet. Trainen is soms fijn, maar soms helemaal niet. En zelfs als je weet dat je het doet om beter te worden en je voor te bereiden op de wedstrijd, zelfs als je heel erg houdt van je sport, soms heb je gewoon even geen zin. En dan doorgaan. Het toch doen. En dat juist het doorbreken van je eigen gebrek aan motivatie de moeite waard is.

Zit daar onze meerwaarde als daltondocent? In reflectiegesprekken met leerlingen juist als het moeilijk wordt de verbinding maken en delen dat jij het zelf ook niet altijd hebt: motivatie. Dat het werk soms moeilijk is, soms saai, soms irritant. Maar dat het gelukkig voor iedereen soms zo is. En dat je dan even doorbijt, het zonder zin doet en dat je daarvan groeit.

Mijn motivatietheorie: autonomie-competentie-relatie en soms: zonder zin…

Elvira van den Hoek

Deel deze pagina

Uitgelicht