Door Patrick Sins, lector Vernieuwingsonderwijs Saxion en Thomas More Hogeschool.

Als ik vroeger bij mijn oma Corrie in Maastricht op visite ging en ze naar mijn werk informeerde, zei ze vaak: “Zit je nog steeds in die mensenhersens te wroeten?” Laat ik vooropstellen dat oma Corry volledig bij zinnen was en vaak beter op de hoogte was van wereldse zaken dan ik. Ze wist dat ik onderwijsonderzoek deed aan de universiteit. Maar toch. Ik had haar een keer verteld dat ik voor het vak biologische psychologie de structuren in het brein van een dood schaap moest determineren. Dat beeld bleek meer te beklijven dan mijn verhalen over mijn afstudeeronderzoek naar expertiseontwikkeling bij huisartsen of mijn promotieonderzoek naar het computerondersteund leren van leerlingen. Die spraken een stuk minder tot de verbeelding.
Toen ik in 2010 als lector bij Saxion werd aangesteld deed mijn broer er nog een schepje bovenop door me gekscherend ‘Hannibal Lector’ te noemen, naar de kannibalistische psychopaat die we allemaal kennen uit de film The Silence of the Lambs. Leuk zo’n familie, maar blijkbaar valt het nog niet mee om uit te leggen wat een lector vernieuwingsonderwijs doet.

Een lector omschrijf ik vaak als een praktijkprofessor. Net als een professor doe ik onderzoek naar een bepaald thema. In mijn geval is dat vernieuwingsonderwijs. Het verschil met professoren aan een universiteit is dat zij kennis ontwikkelen voor de wetenschap. Een lector ontwikkelt vooral kennis voor de praktijk. Een praktijkprofessor dus. En mijn specifieke taak is de vragen die (traditionele) vernieuwingsscholen stellen zo goed mogelijk te beantwoorden. En die antwoorden geef ik door wetenschappelijk onderzoek te doen.

De vragen die voortkomen uit de praktijk en ik – door middel van onderzoek – wil beantwoorden zijn:

1. In hoeverre is het traditionele vernieuwingsonderwijs effectief?
2. Hoe leren leraren in de dagelijkse praktijk?
3. Hoe geven we invulling aan brede vorming?
4. Hoe kunnen leraren het zelfsturend leren van hun leerlingen bevorderen?

Enorm interessante vragen waar ik als lector mee mag stoeien. Op het moment lopen er zo’n twaalf studies, die elk een deel van deze vragen probeert te beantwoorden. Gelukkig hoef ik deze studies niet allemaal zelf uit te voeren, dat zou simpelweg niet te doen zijn. Onderzoek doen vergt namelijk een aanzienlijke tijdsinvestering: een onderzoeksopzet en -planning opstellen en bijhouden, scholen, leraren en leerlingen bij het onderzoek betrekken, begrippen zoals bijvoorbeeld ‘onderwijseffectiviteit’ meetbaar maken, onderzoeksinstrumenten ontwikkelen en uitzetten bij de scholen die deelnemen aan onderzoek, gegevens verzamelen, interpreteren en opschrijven. Momenteel werk ik samen met zeven onderzoekers. Samen vormen wij het lectoraat Vernieuwingsonderwijs. Daarnaast zijn er collega-opleiders aan de pabo en studenten betrokken in de studies die we doen. Als praktijkprofessor begeleid en coördineer ik al deze studies. Enorm leerzaam, maar vooral een eer om te mogen doen.

Terug naar de vragen, hoe vertalen die zich naar het onderzoek dat de onderzoekers van het lectoraat uitvoeren? Voor de eerste vraag hebben we gekeken naar de effectiviteit van daltononderwijs voor wat betreft de prestaties van leerlingen op taal en rekenen. We voerden een aantal analyses uit van een omvangrijk databestand en vonden dat er nauwelijks verschillen in opbrengsten zijn tussen daltonscholen en traditionele scholen voor wat betreft de taal- en rekenprestaties. In een recente analyse vonden we dezelfde bevinding. Aangezien in dit databestand gebruik is gemaakt van momentopnamen, willen we nu in vervolgonderzoek gaan kijken in hoeverre vernieuwingsonderwijs effect heeft op het leren op de langere termijn.

De tweede vraag richt zich onder meer op het dagelijks leren van leraren en wat daarin het verschil maakt. Zo willen we erachter komen welke leeractiviteiten effectief bijdragen aan de professionele ontwikkeling van leraren. Wat doen excellente leraren zoal? En welke activiteiten zijn wel effectief voor het leren van leraren en welke juist niet? Hoe ziet expertiseontwikkeling er bij leraren uit? We hebben hier nog geen definitief antwoord op, omdat deze studie op dit moment nog in volle gang is. Wel zijn we nu bezig om met een groepje excellente leraren na te denken over hoe we het leren van leraren het beste kunnen gaan meten: welke vragen moeten we straks gaan stellen en hoe meten we leeractiviteiten van leraren tijdens hun dagelijks werk? Onze verwachting is dat de tijd die leraren besteden aan doelgerichte en doelbewuste uitvoering van dagelijkse onderwijsactiviteiten het meest bijdraagt aan hun professionele ontwikkeling. Het gaat er niet zo zeer om wát leraren precies doen, denken we, maar meer hóe ze ermee omgaan. Extra spannend aan ons onderzoek vind ik, is hoe we komend jaar het dagelijks leren van leraren gaan meten. We zijn namelijk een eigen app aan het ontwikkelen. Met behulp van deze app kunnen we leraren korte vragenlijsten sturen waarmee we bij veel leraren over een langere tijd gegevens kunnen verzamelen. Het informeel leren van leraren wordt hiermee zichtbaar!

Voor het beantwoorden van onze derde en vierde vraag werken we intensief samen met een tiental traditionele vernieuwingsscholen aan de ontwikkeling en uitvoering van onderwijsmaterialen en lessen. In het project Samen werken aan Bèta Burgerschap gaan we na hoe brede vorming wordt gerealiseerd bij leerlingen die deelnemen aan lessen waarin ze groepsgewijs probleemoplossend werken. Het gaat hier om zes programma’s van leeractiviteiten die 8-10 lessen omvatten op het gebied van wetenschap en techniek (W&T) onderwijs. Het idee is dat leerlingen burgerschapscompetenties ontwikkelen door groepsgewijs maatschappelijke technologische vraagstukken op te lossen. Dit betekent dat groepjes van leerlingen tijdens elke leeractiviteit een vraagstuk verkennen, dat ze zich hierin verdiepen door het vraagstuk te analyseren, ze vervolgens oplossingen bedenken en beslissen over de beste oplossing. Tenslotte reflecteren ze met elkaar op wat ze geleerd hebben. Vraagstukken gaan onder meer over Plastic Soep, Spuitbussen, Afvalwater en Microchips. Bijzonder aan dit project vind ik dat bedrijven betrokken zijn bij het aanleveren van inhoud van de lessen. Deelname van bedrijven zie je bijna nooit in onderwijsonderzoek. Komend jaar zal deze studie vraag 3 beantwoorden, door na te gaan in hoeverre groepsgewijs probleemoplossend werken bijdraagt aan de burgerschapsvorming van leerlingen.

In het iSelf project hebben we samen met onderwijsprofessionals van een aantal vernieuwingsscholen een professionaliseringsaanpak ontwikkeld. In deze aanpak worden leraren getraind en begeleid in het bevorderen van zelfsturend leren van hun leerlingen. We hebben deze aanpak ontwikkeld op basis van wat we uit wetenschappelijk onderzoek weten over hoe je zelfsturend leren effectief moet bevorderen. In een notendop gaat het erom dat de leraar aandacht besteedt aan het expliciet, geïntegreerd en gedifferentieerd onderwijzen van strategieën voor zelfsturend leren. We weten echter nog niet of het tot meer zelfsturend leren in de klas leidt, als je leraren hierin traint en begeleidt. Daarom hebben we voor- en nametingen gedaan bij ongeveer veertig leraren die wel (experimentele groep) óf niet aan de aanpak hebben deelgenomen. Hierbij hebben we zowel vragenlijsten afgenomen als observaties uitgevoerd. We hopen dit najaar te weten of leraren in de experimentele groep inderdaad zelfsturend leren meer effectief hebben bevorderd. Wat ik overigens ook erg leuk vind aan deze studie is dat ook master- en pabostudenten met veel enthousiasme delen van deze studie hebben uitgevoerd.

Conclusie. Als lector wil ik de onderwijspraktijk helpen door vragen te beantwoorden aan de hand van onderzoek. Het doel wat ik als lector voor ogen heb is om naar aanleiding van onze antwoorden samen met scholen te reflecteren op de praktijk van het vernieuwingsonderwijs en te zoeken naar manieren om deze te verbeteren. Dit kan onder meer door te zoeken naar wat (nog meer) effectief is in het traditioneel vernieuwingsonderwijs (vraag 1), hoe het dagelijks leren van leraren op school moet worden gestimuleerd (vraag 2), hoe burgerschapsvorming tijdens de lessen aan bod kan komen (vraag 3) en wat leraren moeten doen om zelfsturend leren van leerlingen te bevorderen (vraag 4).

En oma Corrie? Die bleek er niet eens zover naast te zitten. Want wroeten in hersenen doe ik zeker, alleen niet zo letterlijk als oma bedoelde. Want onderzoeken wat leerkrachten drijft, hoe leerlingen leren, en wat wij kunnen doen om daaraan bij te dragen behoort zeker tot mijn taken.

Deel deze pagina

Uitgelicht