Door Patrick Sins, lector Vernieuwingsonderwijs Saxion en Thomas More Hogeschool.

‘Als je van beren leren kan, van slimme beren leren kan
Dan sta je later zelden meer voor aap’

Deze lekkere meezinger uit Jungleboek geeft een interessante vraag weer: namelijk wat maakt een leraar tot een goede leraar, een beer tot een slimme beer? Is het omdat Baloe weet waar je lekker eten kunt vinden? Of speelt er meer.
Als leraar word je opgeleid op de pabo. Maar wat gebeurt er eigenlijk daarna? Hoe word je een expert? Professionele musici en schaakexperts bijvoorbeeld oefenen doelbewust én doelgericht om uit te blinken in hetgeen ze doen. Maar wat doen leraren om excellent te worden?
Met een uitgebreid wetenschappelijk onderzoek, in samenwerking met een tiental excellente leraren, hopen we hier over enige tijd meer over te kunnen zeggen.

Er is namelijk nog maar betrekkelijk weinig bekend over wát en hóe leraren leren tijdens hun werk. We weten dat informele en ongeplande leerprocessen een rol spelen bij de professionele ontwikkeling. Voor beleidsmakers en onderwijsprofessionals is dit echter veel te vaag om er op een passende manier in de praktijk effectief iets mee te kunnen doen.
In het najaar van 2017 zijn vanuit dit knelpunt drie basisscholen uit de regio Zuid-Holland in contact gekomen met het lectoraat Vernieuwingsonderwijs van Thomas More Hogeschool en het ICLON van de Universiteit Leiden. Dit contact heeft geleid tot een samenwerkingsverband van onderwijsprofessionals en onderwijsonderzoekers met als doel: inzicht krijgen in de activiteiten uit de dagelijkse beroepspraktijk van leraren die ‘ertoe doen’ als het gaat om hun eigen professionele ontwikkeling. En uitvinden welke individuele en contextuele factoren daaraan bijdragen.

Om dit doel te halen doen we een uitgebreid onderzoek aan de hand van een concept dat afkomstig is uit onderzoek naar expertiseontwikkeling: ‘deliberate practice’. Deliberate practice is een vorm van oefening die gericht is op het verbeteren van de prestatie door herhaling en voortdurende bijstelling.  Het gaat daarbij niet alleen om het oefenen van wat je al kan, maar bovenal om tijd te besteden aan zaken die je nog niet zo goed kan. Bij leraren gaat het om de tijd die ze besteden aan het herhaaldelijk en doelbewuste uitvoeren van alledaagse onderwijsactiviteiten (zoals het voorbereiden van lessen en het evalueren van leerlingenwerk), zelfs wanneer dat niet noodzakelijk is. Om dit dagelijks leren van leraren te meten gaan we gedurende een lange periode gegevens verzamelen met behulp van een app, een mobiele applicatie die leraren kunnen downloaden op hun telefoon of tablet.

In een focusgroep hebben we met een tiental ‘expertleraren*’ bekeken welke leeractiviteiten zij uitvoeren en welke factoren daar volgens hen aan bijdragen. Deze bevindingen vormden de input voor de ontwikkeling van een vragenlijst die in de app wordt gezet. Deze vragen hebben we opnieuw aan de focusgroep voorgelegd en getest. Daarmee zijn we nu bijna rond. Binnenkort kunnen we beginnen met de dataverzameling. Maar liefst acht keer per schooljaar gaan we twee weken lang leraren drie keer per dag via de app deze vragen voorleggen. Deze gegevens gaan ons vast meer vertellen over hoe ook jij expertleraar kunt worden. Of een slimme beer.

‘Nee je kan nooit beweren man, dat jou een beer niks leren kan
Een beer die zegt het echt recht voor z’n raap, een beer die staat als leraar nooit voor aap.’

* De selectie vond plaats doordat collega’s en schoolmanagement hen aanwezen als ‘expertleraar’. Bovendien voldoen zij aan het beeld met betrekking tot de zeven kerncompetenties in de wet BIO. Deze expertleraren doen vrijwillig mee aan de focusgroep en blijven tijdens en na afloop van het project als ambassadeurs van het consortium betrokken ten behoeve van de kennisverspreiding en –toepassing.

Deel deze pagina

Uitgelicht