“Als juf zegt “wat heb jij goed je best gedaan”, is dat dan een compliment?” Flink wat jaren geleden stelde ik deze vraag aan mijn dochter, die destijds in groep 5 zat. Dit naar aanleiding van de inmiddels welbekende mindset-theorie, die stelt dat focussen op het proces bijdraagt aan een growth-mindset, ofwel de gedachte dat intelligentie en talent ontwikkelbaar zijn. Het antwoord van mijn dochter: “Nou, nee niet echt. Het is wel een compliment, maar… Het betekent ook vaak dat je het niet zo goed hebt gedaan. Juf zegt het ook vaak tegen kinderen die veel fouten maken. En uiteindelijk heb je er niet zoveel aan, als je wel je best doet, maar je hebt alles fout. Dan had je beter niet je best kunnen doen toch? Je doet toch je best om het goed te doen?”
Het antwoord deed inzien dat het nogal nauw kan luisteren met complimenteren. De standaard reden om leerlingen te prijzen, is omdat het kan bijdragen aan zelfvertrouwen en de motivatie van leerlingen voor het leren (zie bijv. Lemov, 2021). Interventies gericht op het complimenteren in de klas zijn vaak dan ook gericht op het verhogen van de frequentie ervan (zie bijv. Myers et al., 2011). Het spreekt echter voor zich dat het om meer gaat dan alleen maar meer complimenteren. Het gaat ook om de vorm en inhoud ervan. Eén type compliment dat intrigeert, is het zogeheten ‘inflated’ compliment. Hoewel het overgrote deel aan complimenten bescheiden is, is ongeveer 25% ‘inflated’, ofwel overtrokken. In plaats van te zeggen ‘goed gedaan’, zegt de leerkracht dan bijvoorbeeld ‘super goed gedaan zeg’.
Vraag is hoe leraren bepalen welke leerlingen dit soort complimenten nodig hebben. Twee zaken worden hierbij in ogenschouw genomen: inzet en aanleg. Inzet wordt gezien als een interne, controleerbare, instabiele factor, terwijl aanleg een interne, oncontroleerbare, stabiele factor is (Graham, 2020). Inzet en aanleg kunnen elkaar compenseren. Weinig inzet is geen probleem, zolang een leerling maar veel aanleg heeft. Andersom kan weinig inzet gecompenseerd worden door veel inzet. Leerkrachten waarderen over het algemeen inzet en belonen daarvoor. In vroege experimenten van Weiner en Kukla (1970) werd bijvoorbeeld al aangetoond dat leerkrachten de meeste beloningen toekennen (bijv. gouden sterren) aan leerlingen met weinig aanleg die hard hebben gewerkt en de meeste straffen (bijv. rode sterren) aan leerlingen met veel aanleg die weinig moeite doen.
Een recente, boeiende studie van Schoneveld en Brummelman (2023) biedt een verdiepend inzicht in de kunst van het complimenteren. De vraag die centraal stond, is of leerkrachten leerlingen met een lage sociaaleconomische status (SES) vaker ‘inflated’ complimenten geven. Er is namelijk een hardnekkig stereotype over de academische vermogens (aanleg) van lage SES leerlingen. Leerlingen met een lage SES worden vaker gezien als incompetent, dom, lui en ongemotiveerd. Darley en Gross (1983) lieten deelnemers een video zien van een leerling die een toets aan het maken is. Deelnemers die te horen hadden gekregen dat de leerling een hoge SES heeft, schatten in dat de leerling bovengemiddeld op taal- en rekentoetsen scoort. Deelnemers die te horen hadden gekregen dat deze leerlingen een lage SES heeft, schatten in dat deze leerling beneden gemiddeld scoren. Het zou dus goed kunnen dat leerlingen met een lage SES vaker opgeblazen complimenten ontvangen. Als leerkrachten immers schatten dat leerlingen met een lage SES weinig aanleg hebben, dan is succes van deze leerlingen het gevolg van veel inzet en dat is iets om met een fors compliment te belonen.
Is dit ook daadwerkelijk zo? In een experiment kregen 106 leerkrachten primair onderwijs beschrijvingen te lezen van vier fictieve leerlingen. Twee leerlingen met een lage SES en twee met een hoge SES. Alle vier deze leerlingen hadden een prestatie geleverd, namelijk het hoogste cijfer van de klas halen. Leerkrachten werd gevraagd of en hoe ze zouden reageren op dit succes. Daarnaast gaven de leerkrachten de redenen aan voor het succes van de leerlingen. Vervolgens werd geanalyseerd of er verschillen zijn in de wijze waarop er wordt gecomplimenteerd. Die bleken er inderdaad te zijn. Uit de analyses blijkt dat leerkrachten evenveel complimenten uitdelen aan leerlingen met een hoge SES en een lage SES, maar ze veel meer ‘inflated praise’ geven aan lage SES leerlingen. Een goede prestatie van een lage SES leerling resulteert dus vaker in een overtrokken compliment.
De vraag is vervolgens of dit een probleem is. Maakt het uit dat leerlingen met een lage SES vaker overtrokken complimenten ontvangen? Het antwoord daarop is een duidelijke ‘ja’. Ja, dat doet ertoe. Het tweede experiment Schoneveld en Brummelman (2023) toont dit aan. In dit experiment kregen 63 leerlingen in de bovenbouw van het basisonderwijs drie beschrijvingen van twee leerlingen voorgeschoteld. In de beschrijvingen werd aangegeven dat de twee leerlingen dezelfde prestatie hadden geleverd, maar ze een verschillend compliment hadden ontvangen. In het eerste verhaaltje kreeg één leerling een bescheiden compliment en de ander geen compliment. In het tweede verhaaltje kreeg één leerling een overdreven compliment en de ander geen compliment. En in het derde verhaaltje kreeg één leerling een overdreven compliment en de ander een bescheiden compliment. Na ieder verhaaltje werd gevraagd aan leerlingen wie van de leerlingen harder werkt en wie slimmer is. De hypothese die ze zo konden toetsen, is of ‘inflated’ complimenten de indruk wekken dat iemand weinig aanleg heeft en vooral hard werkt. En dat bleek precies het geval te zijn. Leerlingen die overtrokken complimenten krijgen, zijn niet zo slim, zo oordelen leerlingen. Het zijn harde werkers.
Verbinden we de uitkomsten van de twee experimenten, dan is de slotsom nogal zorgelijk. Leerkrachten lijken leerlingen met een lage SES vaker te overladen met overtrokken complimenten, omdat ze de aanleg van deze leerlingen lager inschatten. Prestaties van leerlingen met een lage SES zijn in de ogen van leerkrachten eerder uitzonderlijk en doen leerkrachten eerder versteld staan. Dit resulteert vervolgens in een overtrokken compliment (‘Wauw, echt super goed van je zeg!’). Gevolg van dit soort complimenten is dat deze leerlingen in de ogen van andere leerlingen als minder slim worden gezien, waardoor het negatieve stereotype over leerlingen met een lage SES wordt versterkt, te weten: leerlingen met een lage SES hebben weinig aanleg voor leren. ‘Inflated’ complimenten komen dus voort uit vooroordelen over lage SES leerlingen en versterken tegelijk deze vooroordelen.
Overtrokken complimenten zijn dus goedbedoeld, maar onnodig en voor leerlingen met een lage SES zelfs schadelijk. Dus laten we daar maar mee stoppen. En als dat lukt, kan het vast geen kwaad om tegen jezelf te zeggen: “Wauw, wat heb ik dat toch echt mega super goed gedaan zeg!”
Symen van der Zee
Literatuur
Darley, J. M. & Gross, P. H. (1983). A hypothesis-confirming bias in labeling effects. J. Pers. Soc. Psychol. 44, 20–33.
Graham, S. (2020). An attributional theory of motivation. Contemp. Educ. Psychol. 61, 101861.
Lemov, D. (2021). Teach Like A Champion 3.0: 63 Techniques That Put Students On The Path To College. Jossey Bass.
Myers, D. M., Simonsen, B. & Sugai, G. Increasing teachers’ use of praise with a response-to-intervention approach. Educ. Treat. Child. 34, 35–59 (2011).
Schoneveld, E., Brummelman, E. (2023). “You did incredibly well!”: teachers’ inflated praise can make children from low-SES backgrounds seem less smart (but more hardworking). npj Sci. Learn. 8, 31.
Weiner, B. & Kukla, A. An attributional analysis of achievement motivation. J. Pers. Soc. Psychol. 15, 1–20 (1970).