Patrick Sins – Lector Vernieuwingsonderwijs aan de Thomas More hogeschool in Rotterdam en lector Leren aan Hogeschool Rotterdam.

Je hebt thuis een croissant liggen. Maar helaas, de jam is op. Je moet dus naar de supermarkt om jam te kopen. Daar aangekomen arriveer je bij de stelling waar de jampotten staan opgesteld. Heb je dan liever de keuze uit 24 verschillende typen jam of volsta je met slechts zes verschillende opties? Je zou misschien zeggen dat hoe meer keuzemogelijkheden je hebt des te beter, je hebt dan meer kans op de voor jou beste jam die er is. En als er je uit zoveel opties kan kiezen, daar word je toch gewoon blij van? In het daltononderwijs gaan we ook uit van vrijheid – het is zelfs een kernwaarde. De vrijheid van leerlingen om keuzes te maken en op hun eigen tempo en ongestoord aan het werk te kunnen. Maar als we het hebben over keuzevrijheid, dan zou je toch denken “hoe meer keuze, des te beter?”

Niets is minder waar als je het werk van Sheena Iyengar van de Columbia universiteit in de Verenigde Staten erop naslaat (2011; Iyengar & Lepper, 2000). Uit haar onderzoek blijkt allereerst dat een stelling met 24 jampotten meer aandacht trok dan de kleinere stelling met zes potten.  Consumenten stopen eerder bij het zien van meer typen jam. Tot zover het goede nieuws. Wat bleek namelijk was dat er veel meer jampotten werden verkocht uit de stelling waar slechts zes potten stonden. Minder is meer. 30% van de consumenten die voor de kleinere stelling stonden kochten een pot tegenover slechts 3% van de klanten die een keuze moesten maken uit 26 potten.

Hetzelfde ‘keuze is reuze’ effect kwam Iyengar ook tegen in het onderwijs aan haar eigen universiteit. Zo waren eerstejaars psychologie studenten meer gemotiveerd én schreven een veel beter essay als ze konden kiezen uit zes in plaats van dertig verschillende opties. Het gegeven dat het bieden van keuzevrijheid niet noodzakelijkerwijs leidt tot voordelen voor leerlingen en studenten laat ook ander onderzoek zien (Assor et al., 2002; Flowerday & Schraw, 2000; Katz & Assor, 2007).

Het maken van een goede keuze is gewoon moeilijk – of het nu gaat om jam of over welk onderwerp je gaat schrijven – en niet uit zichzelf een plezierige aangelegenheid. Volgens Iyengar moeten je namelijk: (a) weten wat je wilt, (b) begrijpen wat de verschillen tussen keuzemogelijkheden zijn en (c) afwegen wat de gevolgen zijn als je voor de ene optie gaat en niet voor de andere. En dat is best een opgave. Zeker voor leerlingen. Het bieden van keuzevrijheid lijkt een mooi gegeven en is nodig als oefenterrein voor het zelfstandig (kunnen) leren van leerlingen. Maar dan wel met goede hulp van de leraar.

Geraadpleegde literatuur
Assor, A., Kaplan, H., & Roth, G. (2002). Choice is good but relevance is excellent: Autonomy affecting teacher behaviors that predict students’ engagement in learning. British Journal of Educational Psychology, 72, 261–278.

Flowerday, T., & Schraw, G. (2000). Teacher beliefs about instructional choice: A phenomenological study. Journal of Educational Psychology, 92, 634-645. https://doi.org/10.1037/0022-0663.92.4.634

Iyengar, S.S. (2011). The Art Of Choosing: The Decisions We Make Everyday of our Lives, What They Say About Us and How We Can Improve Them. Abacus.

Iyengar, S.S., & Lepper, M.R. (2000). When choice is demotivating: Can one desire too much of a good thing? Journal of Personality and Social Psychology, 79, 995-1006. https://doi.org/10.1037/0022-3514.79.6.995

Katz, I., & Assor, A. (2007). When choice motivates and when it does not. Educational Psychology Review, 19, 429. https://doiorg.libproxy.unl.edu/10.1007/s10648-006-9027-y

 

Deel deze pagina

Uitgelicht