Patrick Sins, lector Vernieuwingsonderwijs Saxion en Thomas More hogeschool 

In tegenstelling tot de ondoorgrondelijke rapporten over burgerschapsonderwijs, is het recent verschenen praktijkboek Bèta en technologie in burgerschapsonderwijs: Visie en didactiek van Bèta Burgerschap volgens mij een verademing. En dat niet alleen. We hebben ook nog onderzocht of het werkt. En wat blijkt? It works! We hebben dit allemaal netjes opgeschreven in een ander boek wat binnenkort verschijnt. Wie schrijft die blijft. 

Wat moeten leerlingen leren om een ‘goede’ burger te worden? En wat kun je als leraar hieraan bijdragen? Deze vragen gaan over burgerschapsonderwijs. Maar als je leest hoe beleidsmakers en onderzoekers burgerschapsonderwijs beschrijven, snap ik wel waarom dit geen aantrekkelijk onderwerp is in onderwijsdiscussies. Zo zouden leerlingen kennis moeten aanleren over politieke en sociale vraagstukken, ze moeten leren kritisch denken, waarden als vrijheid, gelijkheid en solidariteit moeten worden gestimuleerd en het is belangrijk dat leerlingen een democratische houding ontwikkelen. Ga er maar aanstaan als leraar. Het is nogal wat. Maar goed je moet wel. Burgerschapsonderwijs is namelijk wettelijk verplicht. Maar voor veel scholen is het niet duidelijk wat er precies van hen wordt verwacht.

Naast het ontbreken van heldere doelen en een concrete onderwijsvisie, lijkt het me ondoenlijk te weten wat je als je als leraar in de les moet doen om invulling te geven aan burgerschapsonderwijs. Zo zou je aandacht moeten besteden aan onder meer – en ik verzin dit niet: politieke geletterdheid, kritisch denken en analytische vaardigheden, democratische waarden, houdingen en gedragingen van leerlingen en actieve participatie in de maatschappij. Er wordt veel van je gevraagd, je moet het zelf zien uit te vogelen. En hoe pas je dit in hemelsnaam toe in je lessen? Is hier eigenlijk wel tijd voor?

Wat en hoe nu dan?

In tegenstelling tot de ondoorgrondelijke rapporten over burgerschapsonderwijs, is het in 2019 verschenen praktijkboek Bèta en technologie in burgerschapsonderwijs: Visie en didactiek van Bèta Burgerschap een verademing. In het boek bieden Jory Tolkamp, Lida Klaver en Laurence Guérin niet alleen een heldere onderwijsvisie, maar geven ze bovendien handvatten om burgerschapsonderwijs in de praktijk te brengen. Het boek is een belangrijke opbrengst van de intensieve samenwerking tussen het lectoraat Vernieuwingsonderwijs, het expertisecentrum voor onderwijs in Bèta & Technologie TechYourFuture, diverse bedrijven en onderwijsprofessionals van basis- en middelbare scholen.

De visie op burgerschapsonderwijs die de auteurs onderschrijven is gebaseerd op de deliberatieve democratie. Dat is een ingewikkeld woord voor een samenleving waarin burgers samen geïnformeerde beslissingen nemen. Voor het onderwijs betekent dit dat we leerlingen leren om samen oplossingen te bedenken voor maatschappelijke problemen. De problemen die in het boek worden beschreven gaan over bèta en technologie. Dit omdat in de huidige samenleving veel te doen is over technologische ontwikkelingen. Daarom gaan leerlingen aan de slag met vraagstukken als: als we in Nederland alle huizen willen verwarmen zonder gas, kunnen we dit beter oplossen door zonneboilers of door over te gaan op warmtepompen?, wat is een goede oplossing om fijnstof uit de lucht te halen?, wat is de beste manier om de plastic soep niet te laten groeien? en: hoe gaan we om met nanotechnologie?

Deze visie op burgerschapsonderwijs – het antwoord op de ‘hoe’ vraag –wordt concreet ingevuld via het didactisch model van groepsgewijs probleem oplossen. Dit houdt in dat leerlingen in groepjes aan leeractiviteiten werken waarin ze beslissingen nemen over bovengenoemde vraagstukken. Leerlingen leren hierbij kritisch nadenken en komen uiteindelijk samen tot een oplossing. Leerlingen doorlopen hierbij vier stappen. Eerst verkennen de leerlingen het vraagstuk door te onderzoeken wat ze al over het onderwerp weten en wat ze nog te weten moeten komen. Ze gaan ook na welke partijen betrokken zijn en wat hun belangen zijn. Zo leren leerlingen dat producenten van plastic bijvoorbeeld hele andere opvattingen hebben over het oplossen van de plastic soep dan milieuactivisten. Verder denken leerlingen na of lokale oplossingen, zoals het inzamelen van plastic flessen, ook bijdragen aan het mondiale probleem. Een concreet houvast die in het boek wordt beschreven is de netwerkkaart. De netwerkkaart helpt iedereen in de klas om de verschillende betrokken partijen en hun belangen op een groot vel of poster te visualiseren.

In de tweede stap wordt het vraagstuk geanalyseerd. Leerlingen verdiepen zich in een partij en gaan kennis verzamelen uit verschillende bronnen. Dan gaat het niet alleen om kennis uit boeken. Ook kunnen leerlingen experts bevragen of een bezoek aan een bedrijf of instelling organiseren. Het doel is dat leerlingen kennis opdoen die ze kunnen gebruiken voor hun oplossing. Verder wordt beschreven hoe je er als leraar voor zorgt dat leerlingen informatie met elkaar uitwisselen en hoe ze daarin samen afwegingen kunnen maken. Vervolgens werken leerlingen toe naar een beslissing die ze gezamenlijk nemen op basis van goede argumenten. In het boek beschrijven Tolkamp, Klaver en Guérin hoe je leerlingen leert argumenteren zodat ze tot een “zo goed mogelijke oplossing komen”. In de laatste en vierde stap presenteren de groepjes hun oplossingen aan elkaar. En er wordt gereflecteerd op hoe het proces van groepsgewijs probleem oplossen is vergaan.

Ja, maar werkt het ook?

Leuk idee en lekker concreet ook, maar leren leerlingen ook echt iets? Dat hebben we uitgezocht. Zo hebben we sinds 2016 samen met scholen concreet invulling aan burgerschapsonderwijs. Basisschoolleerlingen werden aan het werk gezet om (wereldwijde) maatschappelijk-technologische vraagstukken te analyseren, te bediscussiëren en daar oplossingen voor te bedenken. Ze hebben twee jaar lang gewerkt aan twee projecten per jaar. Ieder project duurde zes tot acht weken (één tot anderhalf uur per week). Leerlingen hebben gewerkt aan vraagstukken

rondom textiel, plastic soep, energie, internet der dingen en het recyclen van spuitbussen (check hier een cool filmpje). In ons onderzoek keken we naar de ontwikkeling van burgerschapscompetenties van leerlingen. Het ging ons om drie hoofdcompetenties: (1) collectieve argumentatievaardigheden – hoe goed kunnen leerlingen argumenteren? (2) attituden ten opzichte van maatschappelijk technologische

vraagstukken – hoe waarderen leerlingen complexe vraagstukken? en (3) kennis van bèta en techniek.

Uit ons onderzoek blijkt dat Bèta Burgerschap een aanpak is die leerlingen mogelijkheden biedt te oefenen met groepsgewijs probleem oplossen als burgerschapscompetentie. Door op school met maatschappelijk-technologische vraagstukken aan de slag te gaan, doen leerlingen meer kennis op over deze vraagstukken én worden zij zich meer bewust van wat er in de wereld speelt en van hoe zij zich verhouden tot deze vraagstukken. Het begeleiden van groepsgewijs probleem oplossen vraagt ook oefening en professionalisering van leraren. Daar bieden we ook richtlijnen voor. Ben je benieuwd naar ons onderzoek? Check dan ons binnenkort te verschijnen boek Anders kijken naar Burgerschapsonderwijs: Bèta Burgerschap. Houdt onze site in de gaten.

Geraadpleegde literatuur

Biesta, G. (n.d.). Een Wikicurriculum? Geraadpleegd op 14 oktober 2019
https://didactiefonline.nl/blog/gert-biesta/een-wikicurriculum

Curriculum.nu (n.d.). Burgerschap. Geraadpleegd op 14 oktober 2019
https://www.curriculum.nu/voorstellen/burgerschap/

Guérin, L.J.F. (2018). Group problem solving as citizenship education: Mainstream idea of participation revisited. Deventer: Saxion Progressive Education University Press.

Guérin, L.J.F., Klaver, L., Sins, P.H.M., & Walma van der Molen, J. (2021). Anders kijken naar Burgerschapsonderwijs: Bèta Burgerschap. Deventer: TechYourFuture.

Tolkamp, J., Guérin, L., & Klaver, L. (2019). Bèta en technologie in Burgerschapsonderwijs: Visie en didactiek van Bèta Burgerschap. Deventer: TechYourFuture.

Deel deze pagina

Uitgelicht