Het werken met daltonuren in de praktijk van Dalton Den Haag in 1987

René Berends, 2025

In 1987 wordt door de Dalton Scholengemeenschap in ’s-Gravenhage een brochure uitgegeven met de titel Een Daltonschool. Hierin wordt een samenvatting gegeven van de daltonbeginselen en de toepassing ervan op de Dalton SG (Sanders, 1987). Het is interessant en leerzaam om terug te lezen hoe de verhouding tussen klassikale (instructie)lessen en de vrije werkuren (daltonuren) in de schoolpraktijk uitwerken. In de brochure is ook een beschrijving opgenomen van hoe een dag op school er voor een daltonleerling uitziet.

Het rooster en de daltonuren

Het rooster van Dalton Den Haag kent in 1987 per week 30 tot 33 ‘uren’ van 45 minuten. Daarvan zijn dertien daltonuren, die in het rooster verdeeld zijn in een ‘daltonstrook’.

Daltonuren worden omschreven als vrije werkuren. Van de dertien daltonuren zijn er zo’n negen à tien per week voor elke klas of groep. De overige uren zijn voor ander gebruik: extra hulp aan kleine groepen, of voor differentiatie-uren. Er zijn geen daltonuren voor gymnastiek, handarbeid, overigens wel voor tekenen. In het algemeen is 35 tot 40% van de lesuren voor de leervakken omgezet in daltontijd, maar de uren in de daltonstrook in het rooster worden soms toch ook gebruikt voor klassikale lessen voor de leervakken.

Elk vak heeft per week en per klas een aantal uren afgegeven voor het daltoniseren van het onderwijs. Dat varieert wel per leerjaar. In de brochure wordt een voorbeeld gegeven voor 2 Atheneum. Halve lesuren staan voor één lesuur in de twee weken.

Aan het begin van de week krijgt elke leerling een takenbrief. Daarop staat voor elk vak aangegeven wat de taak voor die week is. Alles bij elkaar levert dat een aantal taakopdrachten op, die voor de ‘gemiddelde’ leerling totaal 9,5 daltonuren aan werktijd vergen.

De klassikale lesuren

De docent verdeelt de leerstof en de oefenstof, die voor zijn vak in een klas behandeld moet worden over zijn klassikale uren en de daltontaak. Bij de klassikale uren is de docent de motor van het klassengebeuren. Hij legt uit, oefent samen met de leerlingen, geeft leiding aan een klassengesprek, geeft beurten en proefwerken. De docent bepaalt de leerstof die aan de orde gesteld wordt en vooral ook het tempo waarin dit gebeurt. De leerling loopt ‘in de pas’ en ‘aan de hand’.

We weten allen dat individuele uitleg het beste is. Dan immers is de leerling betrokken, maar aan elke leerling moet zoveel nieuwe stof uitgelegd worden, dat het onbetaalbaar is om dit voor elke leerlingen afzonderlijk te laten gebeuren. Dit is ook niet nodig. Er is veel zelfde leerstof die aan elke leerling verteld en uitgelegd moet worden. Dit kan heel goed groepsgewijs gebeuren, ook al zal voor elke leerling de beleving van de leerstof op ieder moment niet maximaal zijn. Er zijn echter ook andere redenen, waarom regelmatig samen bezig zijn met hetzelfde werk in een grotere groep wenselijk is. Het is nodig om zich één te voelen met anderen die dezelfde weg afleggen. Bovendien werkt het uiterst stimulerend op het tempo houden. Leerlingen weten door het klassengesprek en door proefwerken ook of ze met hun kennis en kunnen in de klas ‘bij’ zijn. Verder moet iedereen leren sociaal contact op te bouwen en moeten leerlingen niet teveel afhankelijk zijn van één enkele medeleerling. Het zich leren bewegen in een groep is een belangrijk aspect in de opvoeding.

Begeleiding tijdens de daltonuren

Uiteraard moeten we hier ook het onderwijskundige aspect voor ogen hebben. Doordat de leerlingen zélf een stuk leerstof moet aanpakken, ontstaan werkelijk inzicht en begrip. Als men het inzicht zelf ‘veroverd’ heeft, is het altijd weer ‘terug te roepen.

De docent bepaalt voor de daltonuren welke leerstof aan de orde wordt gesteld (de inhoud en de omvang van de taak) en in welk tempo dit gebeurt. Het grote verschil met de klassikale uren is echter, dat de leerling niet van ‘minuut tot minuut’ aan de hand loopt. Hij kan in de week waarvoor de taak geldt, zelf het moment bepalen waarop hij aan dat vak wil werken. Ook heeft hij voor een belangrijk deel zelf in de hand, hoeveel tijd hij eraan wil besteden. Hij kan voor een vak dat voor hem gemakkelijk is, minder dan de beschikbaar gestelde ‘taaktijd’ besteden en de daarvoor vrijkomende tijd toevoegen aan een voor hem moeilijk vak.

Als de leerling iets van de taak niet begrijpt, kan hij bij de docent extra uitleg vragen. De leerling is wel verplicht in die week de gemaakte taak persoonlijk met de docent te bespreken. Zo kan de docent ook differentiëren in zijn begeleiding. Zo kent de docent door dit wekelijks persoonlijke contact elke leerling, zijn niveau en werkwijze en de omstandigheden aanzienlijk beter dan bij alleen maar klassikale lessen en proefwerken.

Voor leerlingen geldt dus een voortdurend ‘meemarcheren’ in een groep en ‘in eigen tempo lopen’.

Door deze opzet is de rol van de docent tijdens de daltonuren volkomen anders dan in de klassikale lessen. Hij geeft wel de opdracht, maar bepaalt niet de wijze van verwerken. Als de leerling iets van de taak niet begrijpt, kan hij bij de docent extra uitleg vragen. Wel is de leerling verplicht in die week de gemaakte taak persoonlijk met de docent te bespreken. Hierdoor heeft de docent automatisch een controlefunctie. Hij gaat bij die bespreking na, of de taak inderdaad voldoende verwerkt is en heeft tegelijk de gelegenheid bij het onderwerp nog eens ‘de puntjes op de i te zetten’. Hierbij kan de docent aan leerlingen die moeite met de stof hebben andere aandacht besteden dan aan leerlingen die zijn vak gemakkelijk aan kunnen. Bij de matige leerling kan hij speciaal vragen over de basisbegrippen stellen, terwijl hij zich bij de goede leerlingen vaak kan beperken tot ‘doordenkertjes’ of steekproeven. Soms controleert hij de vragen helemaal niet of heel globaal. Door deze wekelijkse contacten over een stuk leerstof met elke leerling kent de docent het niveau, de werkwijze en de persoonlijke omstandigheden van de leerling aanzienlijk beter dan bij alleen maar klassikale lessen en proefwerken. Juist in de daltonuren kan de begeleiding bij de groei naar volwassenheid het beste tot zijn recht komen.

De afwisseling tussen ‘meemarcheren in een groep’ en ‘in eigen tempo lopen’ is uiterst belangrijk. Hiertussen moet een zeker evenwicht bestaan. Te veel ‘meemarcheren’ geeft krampverschijnselen.

In de daltonuren komt de groei naar volwassenheid het best tot zijn recht, doordat er voor deze uren vrijheid geldt: vrije keuze in de volgorde waarin leerlingen de taken maken, voor het grootste deel van de tijd bewegingsvrijheid in het gebouw, zelf een plaats kiezen waar men wil werken, samenwerken met medeleerlingen, hulpvragen aan een docent.

Heterogeniteit

In een lokaal zitten dus niet de leerlingen van één klas, maar van sterk uiteenlopende leeftijd bijeen. Zo is er een voortdurende wisselwerking tussen verschillende leeftijdsgroepen. Het gedrag van de jongere leerlingen bijvoorbeeld wordt in hoge mate mede bepaald door de oudere leerlingen en niet alleen door de in dat lokaal aanwezige docent. Het is net als in een gezin. De opvoeding vindt daar beslist niet alleen plaats door de ouders, maar ook door de kinderen onderling. En hierbij is het leeftijdsverschil en dus het verschil in ‘levensrijpheid’ van de kinderen uiterst belangrijk. Tijdens de daltonuren vind je aspecten van de gezinssituatie terug: in één ruimte werken een volwassene en leerlingen van uiteenlopende leeftijd. Door het leerling-mentoraat, dat later nog besproken zal worden, krijgt dit alles nog een extra accent.

Het is moeilijk te zeggen, waar het juiste evenwicht ligt tussen het aantal in het rooster in te bouwen klassikale en daltonuren. Het ene vak kan meer leerstof in de taak onderbrengen dan het andere. Dit hangt ook af van afdeling en leerjaar. Maar ook de leerlingen verschillen. De ene zal meer behoefte hebben om aan de hand te worden gehouden dan de andere. Onze ervaring is dat vrijwel elke leerling zich prettig voelt bij de verhouding van klassikale en daltonuren, zoals die in het voorbeeld van 2 Atheneum beschreven werd.

De taak en de daltonuren

De leerlingen krijgen aan het begin van de week een takenbrief, waarop voor elk vak staat aangegeven wat de taak voor die week is. De docent verdeelt daarvoor de leerstof voor zijn vak en voor een klas in oefenstof voor zijn klassikale uren en voor de daltontaak.

Daarbij gaat het bij oefenstof voor de vrije werkuren vooral om leerstof zichzelf eigen te maken, te ‘veroveren’. De leerling kan daarbij in de week waarvoor de taak geldt, zèlf het moment bepalen waarop hij aan dat vak wil gaan werken. Ook heeft hij voor een belangrijk deel zelf in de hand, hoeveel tijd hij eraan wil besteden. Hij kan minder dan de beschikbaar gestelde ‘taaktijd’ besteden aan een vak en de daardoor vrijkomende tijd toevoegen aan een voor hem moeilijk vak.

Voor het bijhouden van de daltontaken beschikt de leerling over een takenkaart. Voor iedere goedgekeurde taak komt voor het vak een paraaf op deze kaart in de kolom van de week, waarvoor de taak geldt. De leerling heeft dus altijd een overzicht van de stand van zijn taakwerk. Maar ook de vakdocenten, klassenvoogden, klassendocenten, conrectoren en (niet de vergeten) de ouders kunnen op ieder gewenst moment op deze kaart zien, of de werksituatie ‘gezond’ is.

De daltonbeginselen

De daltonbeginselen liggen verweven in het samenspel van instructie-uren en daltonuren, maar krijgen hun markantste vormen in de daltonuren. Daarbij komt nog een bijzonder sociaal facet aan de orde. Omdat van alle klassen van alle leerjaren de daltonuren op de ‘daltonstrook’ zijn geplaatst, kunnen vrijwel alle leerlingen tegelijk ‘vrij’ werken. Zo kan dagelijks geoefend worden met de in de daltonbeginselen gestelde doelen:

  • Leren hanteren van vrijheid
  • Leren zèlf te werken
  • Leren samenwerken.

Een dag van een leerling

Om 8 uur begint het eerste klassikale lesuur van 45 min. (bijv. Frans). Dan volgen het tweede en derde klassikale lesuur (bijv. wiskunde en dan geschiedenis). Tussen deze lesuren is telkens 2,5 minuut overlooptijd.

Het is nu 10.20 uur geworden. Aansluitend is er een korte pauze van 20 minuten met de gelegenheid naar het schoolplein of naar één van de overblijfruimten te gaan.

Om 10.45 uur start het eerste daltonuur. Op dat moment hebben de leerlingen een plaats gevonden, waar ze aan het werk gaan. Dan gaan in de gangen de rode ‘verkeerslichten’ aan en is lopen over de gangen gedurende 15 minuten niet toegestaan. Na die 15 minuten, wanneer iedereen gestart is met z’n werk, gaan de rode lichten weer uit en kan ieder die dit voor z’n werk nodig heeft zich vrij door het gehele gebouw bewegen.

De meeste leerlingen zullen een plaats zoeken bij de docent, wiens taak ze willen gaan maken. Ze hebben dan als het nodig is hulp bij de hand en kunnen direct de taak met de docent bespreken als de taak af is. Maar ze kunnen bijv. ook de taak voor geschiedenis maken in het scheikunde-lokaal, zelfs al hebben ze helemaal nog geen scheikunde.

Voor de onderbouw geldt als regel: men moet werken in een lokaal waar een docent aanwezig is.

Voor leerlingen van de bovenbouw geldt dat ze overal mogen werken waar daarvoor gelegenheid is; in lokalen waar een docent aanwezig is, maar ook in ‘onbemande’ lokalen, in de bibliotheek en in de werknissen die in alle gangen aanwezig zijn. De oudere leerlingen werken zo in het algemeen zonder direct toezicht. De aan de leerlingen gegeven vrijheid hangt nauw samen met de leeftijd. Een gevolg van de spreiding van de leerlingen tijdens de Daltonuren over alle beschikbare ruimten is, dat ook de lokalen waar de onderbouwleerlingen moeten zitten in het algemeen minder vol zijn dan tijdens de klassikale lessen.

Dit komt uiteraard de rust en werksfeer ten goede. Als een leerling met een taak klaar is en deze heeft laten aftekenen, kan hij naar een ander lokaal gaan om aan een andere taak verder te werken. Aan het einde van het tweede daltonuur (= vijfde roosteruur) gaan de rode lichten weer gedurende 15 minuten aan om de werksfeer in de school te bevorderen.

Na deze eerste daltonperiode van twee maal 45 minuten volgt ‘de grote pauze’ van 35 minuten.

Aansluitend weer een klassikaal uur en een daltonuur. Zo wisselen klassikale en Daltonuren elkaar af. De dag wordt afgesloten met vijf minuten ‘agenda lezen’. De leerlingen verzamelen zich klasgewijs of groepsgewijs voor absentencontrole en het voorlezen van het huiswerk voor de volgende dag. Het is nu 14.25 uur geworden. Voor enkele klassen of groepen kan dan nog een achtste uur, een klassikaal uur, volgen. Voor deze leerlingen eindigen de lessen om 15.10 uur.

NB Omdat het doel van dit artikel is inzicht te geven over de wijze waarop er op de Dalton SG in Den Haag met daltonuren gewerkt is, worden grote stukken tekst letterlijk geciteerd uit de brochure van E. Sanders (1987). Vanwege de leesbaarheid zijn deze citaten niet steeds letterlijk met aanhalingstekens, e.d. aangegeven.

Literatuur

Sanders, E. (1987). Een Daltonschool. ’s-Gravenhage: Dalton Scholengemeenschap.

Berends, R. (2025). Het werken met daltonuren in de praktijk van Dalton Den Haag in 1987. DaltonVisie13(28).

Deze berichten in je inbox ontvangen?

Meld je aan voor de e-mailnieuwsbrief en ontvang elke maand een update.

Aanmelden e-mailnieuwsbrief


Ook interessant voor jou