Dalton-po en dalton-vo meer op elkaar afstemmen

In een ideale wereld krijgen leerlingen in het onderwijs een ononderbroken ontwikkelingslijn aangeboden van 0 tot en met 18 jaar. Maar we hebben – helaas – nog steeds te maken met de cesuur tussen basis- en voortgezet onderwijs. Deze onderwijstypen zijn twee gescheiden werelden, al wordt er ook in het daltononderwijs wel geëxperimenteerd met meer geïntegreerde systemen.

In het eerste Daltoncafé van 2025 (20 januari jl.) werd duidelijk dat ook zonder grote systeemveranderingen er kansen liggen om het onderwijs in het po en vo inhoudelijk beter op elkaar af te stemmen. Twee daltoncollega’s presenteerden daarover voor een gehoor van bijna 50 personen hun bevindingen. Zij spraken uit eigen ervaring en over eigen experimenten.

Jody van den Berg maakte de stap van het Dalton College in Voorburg naar het basisonderwijs. Hij is een voormalig docent wiskunde. Tegenwoordig is hij bestuurslid van de NDV, bestuurslid van de daltonregio Zuid-Holland/ Zeeland en integraal schoolleider op twee daltonbasisscholen (’t Prisma en Eglantier Buiten) en van de openbare basisschool Nicolaas Beets. Peter Kromdijk is rector van het A. Roland Holst College in Hilversum, een dalton vo-school i.o. voor mavo, havo en vwo. In die functie zocht hij nauwe contacten met de (dalton)scholen in Het Gooi.

Dezelfde daltontaal

Uiteraard is het een pre dat basisscholen / kindcentra en scholen voor voortgezet onderwijs vanuit een gezamenlijke daltonvisie werken. De scholen staan dan voor breed persoonsvormend onderwijs, waarbij er met elkaar vormgegeven wordt aan de gezamenlijk gedragen daltonkernwaarden. Ze weten dan met elkaar wat het betekent om kinderen / leerlingen op te voeden en te onderwijzen tot ‘fearless human beings’, waarbij ‘vertrouwen’ de basis is voor het werk. Vrijheid en verantwoordelijkheid, zelfstandigheid, samenwerken en reflectie zijn daarbij zowel kernwaarden die gelinkt zijn aan doelen voor het onderwijs als ook pedagogische, didactische en organisatorische middelen die ingezet kunnen worden. Een consequentie hiervan is dat dezelfde onderwijstaal gesproken wordt.

Krachten en kwaliteiten

Nadat de deelnemers even over hun eigen ideeën brainstormden over het samenwerken tussen dalton-po en dalton-vo scholen, startte Jody met een korte presentatie waarin hij eerst de krachten en kwaliteiten van het po en vo afzonderlijk verwoordde. In het primair onderwijs zijn leraren generalisten en hebben leraren een eigen vaste groep. Ze kennen hun leerlingen goed, waardoor de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen centraal kan staan en gewaarborgd wordt. In het voortgezet onderwijs zijn leraren deskundige specialisten, waardoor de focus meer gelegd kan worden op de leeropbrengsten. Leerlingen komen verschillende docenten tegen, waardoor ze meer de verschillen in persoonlijkheden en ‘eigenheden’ tussen docenten ervaren.

Vervolgens onderscheidde Jody vier niveaus van samenwerking tussen scholen voor po en vo.

Leraren kunnen onderling contact hebben over hun onderwijsvisies en over het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen. Dat hoeft niet alleen over de onderwijsinhouden te gaan, maar kan ook over bijvoorbeeld de leerlijnen voor de daltonkernwaarden. Onderlinge bezoeken arrangeren, kan dan al snel tot onderlinge inspiratie leiden.

Ook leerlingen kunnen contacten hebben. Het kan heel waardevol zijn voor po-leerlingen om van vo-leerlingen te horen hoe het in het voortgezet onderwijs eraan toegaat. Verder kunnen scholen die bij elkaar in de buurt staan vormen van leerlingcoaching en tutorleren arrangeren.

Ervaringen uitwisselen behoort ook voor ouders tot de mogelijkheden. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren bij de oriëntatie op het voortgezet onderwijs, maar ook bij het begeleiden van kinderen.

Jody ziet ook voordelen voor samenwerking voor schoolleiders. Zij kunnen in het overleg met elkaar praten over thema’s als: anders organiseren, samenwerking en doorlopende leerlijnen.

Van den Berg pleit ervoor dat daltonregio’s en ook de NDV hier een actieve rol in gaan spelen. Gestimuleerd kan worden dat er binnen regio’s, maar ook tussen regio’s kennis gemaakt wordt en meer wordt samengewerkt.

Aan het eind van zijn presentatie ging Jody nog in op een aantal voorbeelden van samenwerking uit zijn eigen ervaring.

Zo zijn er gemeenschappelijke studiedagen en schoolbezoeken georganiseerd. Op zo’n studiedag is bijvoorbeeld gesproken over ‘de’ taak. Weektaken, planners, daltonagenda’s en -studiewijzers werden naast elkaar gelegd.

Ook zijn er uitwisselingen geweest tussen leerlingen. Ervaringen werden onderling gedeeld en de leerlingen van de basisscholen kregen goede adviezen voor hun schoolkeuze.

Tot slot, hebben docenten en leerlingen uit het vo masterclasses gegeven voor leraren en leerlingen uit het po. Zo zijn bijvoorbeeld vaklessen voor wiskunde gegegeven.

Jody van den Berg ziet voor de samenwerking tussen po en vo een taak voor de leerlingenraden. Zij kunnen als adviesorganen voor de schoolleider en/of MR optreden.

Er zijn ook kansen voor het samen optrekken, bij het vormgeven of afronden van thema’s of trajecten. Laat leerlingen bijvoorbeeld elkaars zelf ingerichte tentoonstellingen bezoeken. En tijdens groepsdoorbroken ‘daltontijd’ kunnen leerlingen van groep 6, 7 en 8 meedoen aan activiteiten rond zelfgekozen leerdoelen (tekenen, rekenen, spelling, etc.), waarbij leraren en vo-leerlingen als specialist ingezet kunnen worden.

Afrondend stelde Jody van de Berg, dat het allereerst belangrijk is eens om je heen te kijken. Welke dalton-po- en vo-scholen zijn er in je omgeving? Neem het initiatief om elkaar te leren kennen en start met kleine activiteiten om de samenwerking tot stand te brengen.

Ministage in het po

Peter Kromdijk nam daarna het stokje over. Hij heeft zo’n 15 jaar onderwijservaring, vooral als docent levensbeschouwing en filosofie. Voordat hij rector in Hilversum werd, vervulde hij een aantal coördinerende functies op verschillende scholen.

Rond het thema ‘afstemmen po en vo’ deed Peter zijn eerste ervaringen op tijdens een ‘ministage’ in het primair onderwijs. Met name de kwaliteit van de interne differentiatie op de basisscholen trof hem. In het voortgezet onderwijs hebben docenten vaak zo’n dertig leerlingen gelijktijdig in de klas en komen er vaak wel meer dan honderd in de week ‘voorbij’. Dat maakt individualiseren en differentiëren lastig. Na de ministage vroeg hij zich af waarom er in het vo op het terrein van differentiëren meestal op ‘nul’ begonnen wordt. Het is misschien lastig met wisselende groepen en grotere aantallen leerlingen, maar meer doen op dit terrein is zeker mogelijk. Het bezoek aan de daltonbasisschool leverde het inzicht op dat hij op zijn school meer werk wil maken van het schenken van persoonlijke aandacht aan leerlingen.

Peter ontdekte ook dat er in het po veel intuïtiever gewerkt wordt en er meer ruimte is voor het vakmanschap van de leraar. Verder kunnen leerlingen daar meer in heterogene groepen op eigen niveau werken en wordt er beter aangesloten bij de eigen motivatie van de leerlingen.

Peter legde contact met vijf po-scholen in zijn regio en startte met een bescheiden groepje leraren een gesprek. Daarbij was voor hem belangrijk te beseffen dat het vo een middenfunctie vervult. Vo-scholen moeten aansluiten op het po, maar ook voorbereiden op het vervolgonderwijs. Dat vraagt om een bewustzijn over doorlopende leer- en ontwikkelingslijnen.

Wat kan ons verbinden?

In het voortgezet onderwijs moet serieus genomen worden hoe leerlingen op de basisschool groeien en op die groei voortborduren door erop af te stemmen. Tegelijkertijd kunnen vo-docenten een verrijking geven aan het po vanuit hun vakgebied. Het is waardevol om op zoek te gaan naar een curriculum waar kinderen op ‘aan’ gaan.

Er zijn onmiskenbaar ook verschillen tussen het po en het vo, stelde Peter. We hebben het over een andersoortige organisatie. Kijk bijvoorbeeld naar de grootte, de hoeveelheid docenten, de ruimtes, het werken met een onder- en bovenbouw. Maar vanwege die verschillen worden er eigenlijk nooit gesprekken gevoerd over wat ons verbindt. En dat is jammer. Zulke gesprekken zijn nieuw, al is er natuurlijk wel het probleem dat po-dalton landelijk groter is dan vo-dalton en er bovendien regio’s zijn, waar nauwelijks vo-daltonscholen te vinden zijn.

De verbinding zoeken is echter nuttig, omdat we veel van en met elkaar kunnen leren en expertise kunnen delen. Samenwerking is echt van meerwaarde. Op het A. Roland Holst College is een start gemaakt met het voeren van gesprekken tussen vo-docenten en leraren van groep 7 en 8 en de daco’s en directies van dalton po-scholen. Daarbij is allereerst gesproken over wat er nodig is voor het realiseren van doorgaande leerlijnen. Dat contact verliep positief en vraagt om een vervolg. Er worden mogelijkheden gezien om leerlingen meer te verbinden en om de communicatie en zichtbaarheid van dalton in de regio te verbeteren.

Er zijn ook ideeën uitgewisseld om dalton te ‘vergroten’, samen lessen te geven, onderling stages te lopen, met elkaar teams te kwalificeren en – ‘who knows’ – wat daar nog meer uit voort kan vloeien.  

Het advies van Peter Kromdijk is daarom: zoek eerst contact met elkaar. Elkaar kennen is een voorwaarde. Denk vervolgens groot, maar begin met kleine stappen. Kijk vooral naar het delen van informatie over het afstemmen van leerlijnen, zoals voor de verschillende kernwaarden. Maar ook thema’s als hoe het werk gepland en georganiseerd wordt, leveren mooie gesprekken op. Het moet ook normaal worden om gezamenlijke studiedagen te organiseren.

Peter sloot af met de opmerking dat hij vo-directeuren het gunt dat ze contacten hebben met po-scholen: “Bezoek ze en je hebt gegarandeerd veel bijvangst aan ideeën en materialen.”

Bekendheid en emancipatie

Dalton-po en dalton-vo kunnen veel van elkaar leren, maar we hebben, volgens Peter, ook gezamenlijk binnen de NDV een klus te klaren. We hebben een beetje een ‘geiten-wollen-sokken’-imago: dalton is ‘vrijheid-blijheid’ en dat doet geen recht aan wat dalton werkelijk is. Hij vindt dan ook dat scholen – po en vo – stil moeten staan bij vragen als:

  • Wat is ‘dalton’, waar kunnen mensen terecht met vragen?
  • Is er een duidelijk leerlingprofiel?
  • Wat is er ‘vernieuwend’ aan?
  • Wat is de meerwaarde als je kiest voor daltononderwijs?

Vragenronde

Na de inleidingen van Jody en Peter kwamen in de vragenronde nog een aantal belangrijke zaken aan de orde.

Allereerst werd geconstateerd dat er een gemis lijkt te zijn aan kennis over dalton bij verschillende docenten in het vo. Over het algemeen weten leraren in het po meer over de achtergronden dan in het vo. Wellicht is daarom ook vanuit de doelstelling van het opbouwen van expertise en professionalisering meer samenwerking mogelijk.

In het vragenrondje kwam ook aan de orde dat het A. Roland Holst College een daltonschool in oprichting is. Peter vertelde erover dat het je oriënteren op dalton op scholen in het primair onderwijs bij hem op school bij het traject paste dat doorlopen is. In het voortraject heeft de school zich drie jaar lang georiënteerd op dalton, ten aanzien van visie en bedoelingen. Dat gebeurde onder meer in samenwerking met het Dalton College in Voorburg. Er is ook een pilot gedraaid met een groep leerlingen en men is aan de slag gegaan met leerlingarena’s; alles om ervoor te zorgen dat dalton ‘eigen’ wordt. De ministages in het po zijn bijvoorbeeld gebruikt om ook te kunnen nadenken over het indelen van ruimtes en toepassingen in het vo.

Ook systemische vernieuwingen passen natuurlijk bij het van en met elkaar leren. Er zijn experimenten gaande met onderwijs van 10- tot en met 14-jarigen. Zulke experimenten zijn voor de overheid vooralsnog wel een heet hangijzer.

Er werd ook stilgestaan bij de vraag wat we met leerlingen ‘doen’ die in het vo instromen, die niet van daltonscholen komen. In dit verband werd erover gesproken dat we ons moeten beseffen dat er veel ‘dalton’-elementen in het reguliere onderwijs verweven zitten. Met een heldere doorgaande lijn van po naar vo voor het leren plannen en organiseren, kunnen we natuurlijk wel goed in kaart brengen wat kinderen al wel of nog niet kunnen als we op de vo-school binnenkomen.

Aan de orde kwam ook de vraag wat leerlingen uit het po en het vo elkaar te vertellen hebben. Jody en Peter gaven aan dat dit allereerst kan gaan over het ontwikkelen van bijvoorbeeld taal- en rekenvaardigheden. Maar het mooie is dat het juist leerlingen kunnen en misschien zelfs wel moeten zijn, die onderwerpen aan de orde kunnen stellen als hoe je je eigenlijk op een vo-school moet gedragen. Wat voor soort tas neem ik mee? Kan ik mijn hoodie blijven dragen? Welke taal wordt er gesproken? Het zijn juist dit soort zaken die bijdragen aan de persoonsontwikkeling.

Ook werden ervaringen met de deelnemers aan het café gedeeld over welke mogelijkheden er zoal zijn om bepaalde interesses van leerlingen te delen en daarop te matchen. Verder is de suggestie gedeeld om po-leerlingen uit te nodigen voor de musicals en dansvoorstellingen in het vo.  

Gluren bij de buren

Ook de deelnemers aan het café brachten ervaringen in. Er werd kort gesproken over de pilot van 10-14 jaar van het Stedelijk Dalton in Dordrecht, de samenwerking tussen het Dalton College Voorburg en een montessoribasisschool uit de buurt, de plusklas in het vo, het project met vo-leerlingcoaches in het po en over docenten die vanuit het vo in het po het visiteren bijwonen. In Lelystad gaan sommige plus-leerlingen van groep 8 iedere week een dag naar het vo om daar hun lesdag te volgen. Er wordt bijgezegd dat het vooralsnog helaas alleen de ‘plus’-leerlingen zijn, die daarvoor in aanmerking komen. In Wolvega wordt samengewerkt door leerlingen en leraren uit het po en vo aan projecten over duurzaamheid, met een gecombineerd curriculum. En in De Liemers zijn er verschillende samenwerkingsvormen, onder de naam ‘Gluren bij de Buren’, opgestart, waarbij leraren en docenten bij elkaar gingen kijken. Er werden vanuit het vo ook lessen gegeven in het po (Engels en wiskunde). De Plusklas, technieklessen in het technieklokaal van de vo-school worden ook genoemd, al gaat het hier niet alleen om daltonscholen die aan deze uitwisseling deelnemen. Tot slot, wordt nog genoemd dat er experimenten zijn waar leerlingen uit het vo Engelse les geven in het po.

Het daltoncafé

De daltonvereniging organiseert al sinds 2020 periodiek een online-Daltoncafé. De organisatie ligt in handen van de bestuursleden Vera Otten-Binnerts, Marja Out. René Berends verzorgt steeds het verslag.

Het volgende online-café is op 10 maart a.s. (16.00-17.00 uur). Dan staat het thema curriculumontwikkeling waar kinderen op ‘aan’ gaan, centraal. Anja Schoots, conrector van het Coornhert Lyceum in Haarlem, neemt ons dan mee in de betekenis van het begrip ‘student agency’.

René Berends (DaltonVisie jrg. 13, nr. 4-1).

Deze berichten in je inbox ontvangen?

Meld je aan voor de e-mailnieuwsbrief en ontvang elke maand een update.

Aanmelden e-mailnieuwsbrief


Ook interessant voor jou